Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. overrompelen:


Dutch

Detailed Translations for overrompelen from Dutch to German

overrompelen:

overrompelen verbe (overrompel, overrompelt, overrompelde, overrompelden, overrompeld)

  1. overrompelen (overvallen)
    überfallen; überrumpeln
    • überfallen verbe (überfalle, überfällst, überfällt, überfiel, überfielt, überfallen)
    • überrumpeln verbe (überrumpele, überrumpelst, überrumpelt, überrumpelte, überrumpeltet, überrumpelt)

Conjugations for overrompelen:

o.t.t.
  1. overrompel
  2. overrompelt
  3. overrompelt
  4. overrompelen
  5. overrompelen
  6. overrompelen
o.v.t.
  1. overrompelde
  2. overrompelde
  3. overrompelde
  4. overrompelden
  5. overrompelden
  6. overrompelden
v.t.t.
  1. heb overrompeld
  2. hebt overrompeld
  3. heeft overrompeld
  4. hebben overrompeld
  5. hebben overrompeld
  6. hebben overrompeld
v.v.t.
  1. had overrompeld
  2. had overrompeld
  3. had overrompeld
  4. hadden overrompeld
  5. hadden overrompeld
  6. hadden overrompeld
o.t.t.t.
  1. zal overrompelen
  2. zult overrompelen
  3. zal overrompelen
  4. zullen overrompelen
  5. zullen overrompelen
  6. zullen overrompelen
o.v.t.t.
  1. zou overrompelen
  2. zou overrompelen
  3. zou overrompelen
  4. zouden overrompelen
  5. zouden overrompelen
  6. zouden overrompelen
en verder
  1. ben overrompeld
  2. bent overrompeld
  3. is overrompeld
  4. zijn overrompeld
  5. zijn overrompeld
  6. zijn overrompeld
diversen
  1. overrompel!
  2. overrompelt!
  3. overrompeld
  4. overrompelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overrompelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
überfallen overrompelen; overvallen beroven; bevangen; iemand overvallen met iets; onteren; ontwijden; roven; verrassen
überrumpeln overrompelen; overvallen iets onverwachts doen; verrassen