Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. overschrijden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overschrijden from Dutch to German

overschrijden:

overschrijden verbe (overschrijd, overschrijdt, overschreed, overschreden, overschreden)

  1. overschrijden
    überschreiten
    • überschreiten verbe (überschreite, überschreitest, überschreitet, überschritt, überschrittet, überschritten)

Conjugations for overschrijden:

o.t.t.
  1. overschrijd
  2. overschrijdt
  3. overschrijdt
  4. overschrijden
  5. overschrijden
  6. overschrijden
o.v.t.
  1. overschreed
  2. overschreed
  3. overschreed
  4. overschreden
  5. overschreden
  6. overschreden
v.t.t.
  1. heb overschreden
  2. hebt overschreden
  3. heeft overschreden
  4. hebben overschreden
  5. hebben overschreden
  6. hebben overschreden
v.v.t.
  1. had overschreden
  2. had overschreden
  3. had overschreden
  4. hadden overschreden
  5. hadden overschreden
  6. hadden overschreden
o.t.t.t.
  1. zal overschrijden
  2. zult overschrijden
  3. zal overschrijden
  4. zullen overschrijden
  5. zullen overschrijden
  6. zullen overschrijden
o.v.t.t.
  1. zou overschrijden
  2. zou overschrijden
  3. zou overschrijden
  4. zouden overschrijden
  5. zouden overschrijden
  6. zouden overschrijden
en verder
  1. is overschreden
  2. zijn overschreden
diversen
  1. overschrijd!
  2. overschrijdt!
  3. overschreden
  4. overschrijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overschrijden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
überschreiten overschrijden inbreuk maken; overtreden

Wiktionary Translations for overschrijden:

overschrijden
verb
  1. de overzijde van een grens betreden