Summary
Dutch to German: more detail...
- overtuigen:
-
Wiktionary:
- overtuigen → überzeugen
- overtuigen → überzeugen, überreden, gewinnen
Dutch
Detailed Translations for overtuigen from Dutch to German
overtuigen:
-
overtuigen (overreden; overhalen; ompraten)
überzeugen; überreden; herumkriegen; umstimmen; bereden; einwickeln-
herumkriegen verbe (kriege herum, kriegst herum, kriegt herum, kriegte herum, kriegtet herum, herumgekriegt)
-
einwickeln verbe (wickele ein, wickelst ein, wickelt ein, wickelte ein, wickeltet ein, eingewickelt)
Conjugations for overtuigen:
o.t.t.
- overtuig
- overtuigt
- overtuigt
- overtuigen
- overtuigen
- overtuigen
o.v.t.
- overtuigde
- overtuigde
- overtuigde
- overtuigden
- overtuigden
- overtuigden
v.t.t.
- heb overtuigd
- hebt overtuigd
- heeft overtuigd
- hebben overtuigd
- hebben overtuigd
- hebben overtuigd
v.v.t.
- had overtuigd
- had overtuigd
- had overtuigd
- hadden overtuigd
- hadden overtuigd
- hadden overtuigd
o.t.t.t.
- zal overtuigen
- zult overtuigen
- zal overtuigen
- zullen overtuigen
- zullen overtuigen
- zullen overtuigen
o.v.t.t.
- zou overtuigen
- zou overtuigen
- zou overtuigen
- zouden overtuigen
- zouden overtuigen
- zouden overtuigen
en verder
- ben overtuigd
- bent overtuigd
- is overrtuigd
- zijn overtuigd
- zijn overtuigd
- zijn overtuigd
diversen
- overtuig!
- overtuigt!
- overtuigd
- overtuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overtuigen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bereden | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen | argumenteren; bediscussiëren; bepraten; beredeneren; bespreken; doorpraten; doorspreken; onderwerp behandelen; overleg voeren; praten over; redeneren; spreken over |
einwickeln | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen | emballeren; inpakken; inpalmen; inwikkelen; verpakken; wikkelen |
herumkriegen | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen | omverpraten |
umstimmen | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen | omverpraten |
überreden | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen | |
überzeugen | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen |
Related Definitions for "overtuigen":
Wiktionary Translations for overtuigen:
overtuigen
Cross Translation:
verb
-
een denkbeeld doen aanvaarden
- overtuigen → überzeugen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overtuigen | → überzeugen | ↔ convince — to make someone believe, or feel sure about something |
• overtuigen | → überreden; gewinnen | ↔ persuade — convince |
• overtuigen | → überzeugen | ↔ convaincre — Amener quelqu'un, par le raisonnement, à croire quelque chose |