Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. pacificeren:


Dutch

Detailed Translations for pacificeren from Dutch to German

pacificeren:

pacificeren verbe (pacificeer, pacificeert, pacificeerde, pacificeerden, gepacificeerd)

  1. pacificeren
    abrüsten; entwaffnen; entmilitarisieren
    • abrüsten verbe (rüste ab, rüstest ab, rüstet ab, rüstete ab, rüstetet ab, abgerüstet)
    • entwaffnen verbe (entwaffne, entwaffnest, entwaffnet, entwaffnete, entwaffnetet, entwaffnet)
    • entmilitarisieren verbe (entmilitarisiere, entmilitarisierst, entmilitarisiert, entmilitarisierte, entmilitarisiertet, entmilitarisiert)

Conjugations for pacificeren:

o.t.t.
  1. pacificeer
  2. pacificeert
  3. pacificeert
  4. pacificeren
  5. pacificeren
  6. pacificeren
o.v.t.
  1. pacificeerde
  2. pacificeerde
  3. pacificeerde
  4. pacificeerden
  5. pacificeerden
  6. pacificeerden
v.t.t.
  1. heb gepacificeerd
  2. hebt gepacificeerd
  3. heeft gepacificeerd
  4. hebben gepacificeerd
  5. hebben gepacificeerd
  6. hebben gepacificeerd
v.v.t.
  1. had gepacificeerd
  2. had gepacificeerd
  3. had gepacificeerd
  4. hadden gepacificeerd
  5. hadden gepacificeerd
  6. hadden gepacificeerd
o.t.t.t.
  1. zal pacificeren
  2. zult pacificeren
  3. zal pacificeren
  4. zullen pacificeren
  5. zullen pacificeren
  6. zullen pacificeren
o.v.t.t.
  1. zou pacificeren
  2. zou pacificeren
  3. zou pacificeren
  4. zouden pacificeren
  5. zouden pacificeren
  6. zouden pacificeren
en verder
  1. ben gepacificeerd
  2. bent gepacificeerd
  3. is gepacificeerd
  4. zijn gepacificeerd
  5. zijn gepacificeerd
  6. zijn gepacificeerd
diversen
  1. pacificeer!
  2. pacificeert!
  3. gepacificeerd
  4. pacificerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for pacificeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abrüsten pacificeren ontwapenen; wapens verminderen
entmilitarisieren pacificeren demilitariseren
entwaffnen pacificeren demilitariseren; ontwapenen; wapens verminderen