Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. plaats hebben:


Dutch

Detailed Translations for plaats hebben from Dutch to German

plaats hebben:

plaats hebben verbe (heb plaats, hebt plaats, had plaats, hadden plaats, plaats gehad)

  1. plaats hebben (voorvallen; gebeuren; voordoen; plaatsvinden; passeren)
    geschehen; passieren; sich ereignen
    • geschehen verbe
    • passieren verbe (passiere, passierst, passiert, passierte, passiertet, passiert)
    • sich ereignen verbe (ereigne mich, ereignest dich, ereignet sich, ereignete sich, ereignetet euch, sich ereignet)
  2. plaats hebben (zich voordoen; gebeuren; voorkomen)
    passieren
    • passieren verbe (passiere, passierst, passiert, passierte, passiertet, passiert)

Conjugations for plaats hebben:

o.t.t.
  1. heb plaats
  2. hebt plaats
  3. hebt plaats
  4. hebben plaats
  5. hebben plaats
  6. hebben plaats
o.v.t.
  1. had plaats
  2. had plaats
  3. had plaats
  4. hadden plaats
  5. hadden plaats
  6. hadden plaats
v.t.t.
  1. heb plaats gehad
  2. hebt plaats gehad
  3. heeft plaats gehad
  4. hebben plaats gehad
  5. hebben plaats gehad
  6. hebben plaats gehad
v.v.t.
  1. had plaats gehad
  2. had plaats gehad
  3. had plaats gehad
  4. hadden plaats gehad
  5. hadden plaats gehad
  6. hadden plaats gehad
o.t.t.t.
  1. zal plaats hebben
  2. zult plaats hebben
  3. zal plaats hebben
  4. zullen plaats hebben
  5. zullen plaats hebben
  6. zullen plaats hebben
o.v.t.t.
  1. zou plaats hebben
  2. zou plaats hebben
  3. zou plaats hebben
  4. zouden plaats hebben
  5. zouden plaats hebben
  6. zouden plaats hebben
diversen
  1. heb plaats!
  2. hebt plaats!
  3. plaats gehad
  4. plaats hebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for plaats hebben:

VerbRelated TranslationsOther Translations
geschehen gebeuren; geschieden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; voordoen; voorvallen overkomen
passieren gebeuren; geschieden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; voordoen; voorkomen; voorvallen; zich voordoen overkomen
sich ereignen gebeuren; geschieden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; voordoen; voorvallen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
geschehen overkomen; overvallen

Related Translations for plaats hebben