Dutch
Detailed Translations for promoten from Dutch to German
promoten:
Conjugations for promoten:
o.t.t.
- promoot
- promoot
- promoot
- promoten
- promoten
- promoten
o.v.t.
- promootte
- promootte
- promootte
- promootten
- promootten
- promootten
v.t.t.
- heb gepromoot
- hebt gepromoot
- heeft gepromoot
- hebben gepromoot
- hebben gepromoot
- hebben gepromoot
v.v.t.
- had gepromoot
- had gepromoot
- had gepromoot
- hadden gepromoot
- hadden gepromoot
- hadden gepromoot
o.t.t.t.
- zal promoten
- zult promoten
- zal promoten
- zullen promoten
- zullen promoten
- zullen promoten
o.v.t.t.
- zou promoten
- zou promoten
- zou promoten
- zouden promoten
- zouden promoten
- zouden promoten
en verder
- ben gepromoot
- bent gepromoot
- is gepromoot
- zijn gepromoot
- zijn gepromoot
- zijn gepromoot
diversen
- promoot!
- promoot!
- gepromoot
- promotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for promoten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
avancieren | avanceren; helpen; promoten | bevorderen; promoveren |
befördern | avanceren; helpen; promoten | bevorderen; communiceren; iets transporteren; overbrengen; promoveren; transporteren; vervoeren |
Wiktionary Translations for promoten:
promoten
Cross Translation:
verb
-
reclame maken voor
- promoten → aufbauen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• promoten | → lancieren | ↔ promouvoir — Inciter par la promotion à l’achat de quelque chose. |