Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. revalueren:


Dutch

Detailed Translations for revalueren from Dutch to German

revalueren:

revalueren verbe (revalueer, revalueert, revalueerde, revalueerden, gerevalueerd)

  1. revalueren (herwaarderen; hertaxeren)
    neubewerten; erneut einschätzen
    • neubewerten verbe (bewerte neu, bewertest neu, bewertet neu, bewertete neu, bewertetet neu, neubewertet)
    • erneut einschätzen verbe (schätze erneut ein, schätzt erneut ein, schätzte erneut ein, schätztet erneut ein, erneut eingeschätzt)

Conjugations for revalueren:

o.t.t.
  1. revalueer
  2. revalueert
  3. revalueert
  4. revalueren
  5. revalueren
  6. revalueren
o.v.t.
  1. revalueerde
  2. revalueerde
  3. revalueerde
  4. revalueerden
  5. revalueerden
  6. revalueerden
v.t.t.
  1. heb gerevalueerd
  2. hebt gerevalueerd
  3. heeft gerevalueerd
  4. hebben gerevalueerd
  5. hebben gerevalueerd
  6. hebben gerevalueerd
v.v.t.
  1. had gerevalueerd
  2. had gerevalueerd
  3. had gerevalueerd
  4. hadden gerevalueerd
  5. hadden gerevalueerd
  6. hadden gerevalueerd
o.t.t.t.
  1. zal revalueren
  2. zult revalueren
  3. zal revalueren
  4. zullen revalueren
  5. zullen revalueren
  6. zullen revalueren
o.v.t.t.
  1. zou revalueren
  2. zou revalueren
  3. zou revalueren
  4. zouden revalueren
  5. zouden revalueren
  6. zouden revalueren
en verder
  1. is gerevalueerd
  2. zijn gerevalueerd
diversen
  1. revalueer!
  2. revalueert!
  3. gerevalueerd
  4. revaluerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for revalueren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
erneut einschätzen hertaxeren; herwaarderen; revalueren
neubewerten hertaxeren; herwaarderen; revalueren