Dutch

Detailed Translations for rondneuzen from Dutch to German

rondneuzen:

rondneuzen verbe (neus rond, neust rond, neusde rond, neusden rond, rondgeneusd)

  1. rondneuzen (rondkijken; struinen; om zich heen kijken; rondscharrelen; rondsnuffelen)
    herumschnüffeln; streifen; sich umsehen; sich umschauen; umherblicken; streunen; herumstreifen; herumstreunen; schweifen; umherschweifen
    • herumschnüffeln verbe (schnüffle herum, schnüffelst herum, schnüffelt herum, schnüffelte herum, schnüffeltet herum, herumgeschnüffelt)
    • streifen verbe (streife, streifst, streift, streifte, streiftet, gestreift)
    • sich umsehen verbe (sehe mich um, siehst dich um, sieht sich um, sah sich um, saht euch um, sich umgesehen)
    • umherblicken verbe (blicke umher, blickst umher, blickt umher, blickte umher, blicktet umher, umhergeblickt)
    • streunen verbe (streune, streunst, streunt, streunte, streuntet, gestreunt)
    • herumstreifen verbe (streife herum, streifst herum, streift herum, streifte herum, streiftet herum, herumgestreift)
    • herumstreunen verbe (streune herum, streunst herum, streunt herum, streunte herum, streuntet herum, herumgestreunt)
    • schweifen verbe (schweife, schweifst, schweift, schweifte, schweiftet, geschweift)
    • umherschweifen verbe (schweife umher, schweifst umher, schweift umher, schweifte umher, schweiftet umher, umhergeschweift)

Conjugations for rondneuzen:

o.t.t.
  1. neus rond
  2. neust rond
  3. neust rond
  4. neuzen rond
  5. neuzen rond
  6. neuzen rond
o.v.t.
  1. neusde rond
  2. neusde rond
  3. neusde rond
  4. neusden rond
  5. neusden rond
  6. neusden rond
v.t.t.
  1. heb rondgeneusd
  2. hebt rondgeneusd
  3. heeft rondgeneusd
  4. hebben rondgeneusd
  5. hebben rondgeneusd
  6. hebben rondgeneusd
v.v.t.
  1. had rondgeneusd
  2. had rondgeneusd
  3. had rondgeneusd
  4. hadden rondgeneusd
  5. hadden rondgeneusd
  6. hadden rondgeneusd
o.t.t.t.
  1. zal rondneuzen
  2. zult rondneuzen
  3. zal rondneuzen
  4. zullen rondneuzen
  5. zullen rondneuzen
  6. zullen rondneuzen
o.v.t.t.
  1. zou rondneuzen
  2. zou rondneuzen
  3. zou rondneuzen
  4. zouden rondneuzen
  5. zouden rondneuzen
  6. zouden rondneuzen
diversen
  1. neus rond!
  2. neust rond!
  3. rondgeneusd
  4. rondneuzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rondneuzen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
herumschnüffeln om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen snuffelen
herumstreifen om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen aan de zwerf zijn; ronddarren; ronddolen; rondzwerven; zwerven
herumstreunen om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen aan de zwerf zijn; ronddolen; rondzwerven; zwerven
schweifen om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen omzwerven; ronddolen; rondzwerven; zwaaien met; zwerven
sich umschauen om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen
sich umsehen om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen achteruitkijken; omkijken; omzien; terugkijken
streifen om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen aanroeren; aanstippen; even aanraken; lichtjes aanraken; omzwerven; schampen; strepen; strepen trekken; waken; wakker blijven; zwerven
streunen om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen aan de zwerf zijn; flaneren; omzwerven; ronddolen; rondzwerven; zwerven
umherblicken om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen
umherschweifen om zich heen kijken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; struinen aan de zwerf zijn; omzwerven; ronddarren; ronddolen; rondzwerven; zwerven