Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. rondreizend:
  2. rondreizen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for rondreizend from Dutch to German

rondreizend:

rondreizend adj

  1. rondreizend

Translation Matrix for rondreizend:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
herumreisend rondreizend zwervend
umherreisend rondreizend

rondreizend form of rondreizen:

rondreizen verbe (reis rond, reist rond, reisde rond, reisden rond, rondgereisd)

  1. rondreizen (reizen; trekken; zwerven)
    reisen; herumreisen; umherreisen
    • reisen verbe (reise, reisest, reist, reiste, reistet, gereist)
    • herumreisen verbe (reise herum, reist herum, reiste herum, reistet herum, herumgereist)
    • umherreisen verbe (reise umher, reist umher, reiste umher, reistet umher, umhergereist)

Conjugations for rondreizen:

o.t.t.
  1. reis rond
  2. reist rond
  3. reist rond
  4. reizen rond
  5. reizen rond
  6. reizen rond
o.v.t.
  1. reisde rond
  2. reisde rond
  3. reisde rond
  4. reisden rond
  5. reisden rond
  6. reisden rond
v.t.t.
  1. heb rondgereisd
  2. hebt rondgereisd
  3. heeft rondgereisd
  4. hebben rondgereisd
  5. hebben rondgereisd
  6. hebben rondgereisd
v.v.t.
  1. had rondgereisd
  2. had rondgereisd
  3. had rondgereisd
  4. hadden rondgereisd
  5. hadden rondgereisd
  6. hadden rondgereisd
o.t.t.t.
  1. zal rondreizen
  2. zult rondreizen
  3. zal rondreizen
  4. zullen rondreizen
  5. zullen rondreizen
  6. zullen rondreizen
o.v.t.t.
  1. zou rondreizen
  2. zou rondreizen
  3. zou rondreizen
  4. zouden rondreizen
  5. zouden rondreizen
  6. zouden rondreizen
en verder
  1. ben rondgereisd
  2. bent rondgereisd
  3. is rondgereisd
  4. zijn rondgereisd
  5. zijn rondgereisd
  6. zijn rondgereisd
diversen
  1. reis rond!
  2. reist rond!
  3. rondgereisd
  4. rondreizend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rondreizen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
herumreisen reizen; rondreizen; trekken; zwerven omzwerven; zwerven
reisen reizen; rondreizen; trekken; zwerven
umherreisen reizen; rondreizen; trekken; zwerven

Related Words for "rondreizen":


Wiktionary Translations for rondreizen:

rondreizen
verb
  1. naar vele plaatsen onderweg zijn

Cross Translation:
FromToVia
rondreizen verreisen; reisen journey — to travel, to make a trip or voyage

External Machine Translations: