Dutch
Detailed Translations for ruzie maken from Dutch to German
ruzie maken:
-
ruzie maken (ruziën; twisten; krakelen; kiften; kijven)
streiten; schimpfen; zanken; schelten; keifen; sichzanken; sichstreiten-
sichzanken verbe
-
sichstreiten verbe
Conjugations for ruzie maken:
o.t.t.
- maak ruzie
- maakt ruzie
- maakt ruzie
- maken ruzie
- maken ruzie
- maken ruzie
o.v.t.
- maakte ruzie
- maakte ruzie
- maakte ruzie
- maakten ruzie
- maakten ruzie
- maakten ruzie
v.t.t.
- heb ruzie gemaakt
- hebt ruzie gemaakt
- heeft ruzie gemaakt
- hebben ruzie gemaakt
- hebben ruzie gemaakt
- hebben ruzie gemaakt
v.v.t.
- had ruzie gemaakt
- had ruzie gemaakt
- had ruzie gemaakt
- hadden ruzie gemaakt
- hadden ruzie gemaakt
- hadden ruzie gemaakt
o.t.t.t.
- zal ruzie maken
- zult ruzie maken
- zal ruzie maken
- zullen ruzie maken
- zullen ruzie maken
- zullen ruzie maken
o.v.t.t.
- zou ruzie maken
- zou ruzie maken
- zou ruzie maken
- zouden ruzie maken
- zouden ruzie maken
- zouden ruzie maken
diversen
- maak ruzie!
- maakt ruzie!
- ruzie gemaakt
- ruzie makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze