Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. samenrapen:


Dutch

Detailed Translations for samenrapen from Dutch to German

samenrapen:

samenrapen verbe (raap samen, raapt samen, raapte samen, raapten samen, samengeraapt)

  1. samenrapen (samenpakken; bijeen scharrelen)
    zusammenraffen; zusammenscharren
    • zusammenraffen verbe (raffe zusammen, raffst zusammen, rafft zusammen, raffte zusammen, rafftet zusammen, zusammengerafft)
    • zusammenscharren verbe (scharre zusammen, scharrst zusammen, scharrt zusammen, scharrte zusammen, scharrtet zusammen, zusammengescharrt)

Conjugations for samenrapen:

o.t.t.
  1. raap samen
  2. raapt samen
  3. raapt samen
  4. rapen samen
  5. rapen samen
  6. rapen samen
o.v.t.
  1. raapte samen
  2. raapte samen
  3. raapte samen
  4. raapten samen
  5. raapten samen
  6. raapten samen
v.t.t.
  1. heb samengeraapt
  2. hebt samengeraapt
  3. heeft samengeraapt
  4. hebben samengeraapt
  5. hebben samengeraapt
  6. hebben samengeraapt
v.v.t.
  1. had samengeraapt
  2. had samengeraapt
  3. had samengeraapt
  4. hadden samengeraapt
  5. hadden samengeraapt
  6. hadden samengeraapt
o.t.t.t.
  1. zal samenrapen
  2. zult samenrapen
  3. zal samenrapen
  4. zullen samenrapen
  5. zullen samenrapen
  6. zullen samenrapen
o.v.t.t.
  1. zou samenrapen
  2. zou samenrapen
  3. zou samenrapen
  4. zouden samenrapen
  5. zouden samenrapen
  6. zouden samenrapen
en verder
  1. is samengeraapt
  2. zijn samengeraapt
diversen
  1. raap samen!
  2. raapt samen!
  3. samengeraapt
  4. samenrapend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for samenrapen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
zusammenraffen bijeen scharrelen; samenpakken; samenrapen bijeen harken; bijeenrapen; bijeenschrapen
zusammenscharren bijeen scharrelen; samenpakken; samenrapen bijeen harken; bijeenschrapen

External Machine Translations: