Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. samenroepen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for samenroepen from Dutch to German

samenroepen:

samenroepen verbe

  1. samenroepen (convoceren; bijeenroepen)
    aufrufen; einberufen; zusammenrufen
    • aufrufen verbe (rufe auf, rufst auf, ruft auf, rief auf, rieft auf, aufgerufen)
    • einberufen verbe (berufe ein, berufst ein, beruft ein, berufte ein, beruftet ein, einberuft)
    • zusammenrufen verbe (rufe zusammen, rufst zusammen, ruf zusammen, rief zusammen, rieft zusammen, zusammengerufen)

Translation Matrix for samenroepen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aufrufen bijeenroepen; convoceren; samenroepen aanroepen; dagen; laten komen; ontbieden; oppiepen; oproepen; sommeren; tevoorschijn roepen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen
einberufen bijeenroepen; convoceren; samenroepen dagen; laten komen; ontbieden; oproepen; rekruteren; sommeren; tevoorschijn roepen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen
zusammenrufen bijeenroepen; convoceren; samenroepen bijeen roepen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
einberufen ingeroepen

Wiktionary Translations for samenroepen:


Cross Translation:
FromToVia
samenroepen arrangieren; zusammenrufen; bilden convene — to cause to assemble, to call together