Summary
Dutch
Detailed Translations for scheerden from Dutch to German
scheerden form of scheren:
-
scheren
Conjugations for scheren:
o.t.t.
- scheer
- scheert
- scheert
- scheren
- scheren
- scheren
o.v.t.
- scheerde
- scheerde
- scheerde
- scheerden
- scheerden
- scheerden
v.t.t.
- heb geschoren
- hebt geschoren
- heeft geschoren
- hebben geschoren
- hebben geschoren
- hebben geschoren
v.v.t.
- had geschoren
- had geschoren
- had geschoren
- hadden geschoren
- hadden geschoren
- hadden geschoren
o.t.t.t.
- zal scheren
- zult scheren
- zal scheren
- zullen scheren
- zullen scheren
- zullen scheren
o.v.t.t.
- zou scheren
- zou scheren
- zou scheren
- zouden scheren
- zouden scheren
- zouden scheren
en verder
- ben geschoren
- bent geschoren
- is geschoren
- zijn geschoren
- zijn geschoren
- zijn geschoren
diversen
- scheer!
- scheert!
- geschoren
- scherende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for scheren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
rasieren | scheren |
Related Words for "scheren":
Wiktionary Translations for scheren:
scheren
Cross Translation:
verb
scheren
verb
-
sich oder jemand anderem die Haare oder Barthaare abschneiden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• scheren | → rasieren | ↔ shave — to remove hair from |
• scheren | → scheren | ↔ shear — to remove the fleece from a sheep |
• scheren | → scheren; abscheren; schneiden; abschneiden | ↔ découper — couper par morceaux une pièce de viande ou détacher un à un les membres d’une pièce de volaille, de gibier. |
• scheren | → barbieren; rasieren | ↔ raser — Traductions à trier suivant le sens |
• scheren | → scheren; abscheren; schneiden; abschneiden | ↔ tondre — couper à ras la laine ou le poil des bêtes. |