Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. sluipend naderen:


Dutch

Detailed Translations for sluipend naderen from Dutch to German

sluipend naderen:

sluipend naderen verbe (sluip nader, sluipt nader, sloop nader, slopen nader, nader geslopen)

  1. sluipend naderen (aansluipen; toesluipen)
    heranschleichen
    • heranschleichen verbe (schleiche heran, schleichst heran, schleicht heran, schlich heran, schlicht heran, herangeschlichen)

Conjugations for sluipend naderen:

o.t.t.
  1. sluip nader
  2. sluipt nader
  3. sluipt nader
  4. sluipen nader
  5. sluipen nader
  6. sluipen nader
o.v.t.
  1. sloop nader
  2. sloop nader
  3. sloop nader
  4. slopen nader
  5. slopen nader
  6. slopen nader
v.t.t.
  1. heb nader geslopen
  2. hebt nader geslopen
  3. heeft nader geslopen
  4. hebben nader geslopen
  5. hebben nader geslopen
  6. hebben nader geslopen
v.v.t.
  1. had nader geslopen
  2. had nader geslopen
  3. had nader geslopen
  4. hadden nader geslopen
  5. hadden nader geslopen
  6. hadden nader geslopen
o.t.t.t.
  1. zal sluipend naderen
  2. zult sluipend naderen
  3. zal sluipend naderen
  4. zullen sluipend naderen
  5. zullen sluipend naderen
  6. zullen sluipend naderen
o.v.t.t.
  1. zou sluipend naderen
  2. zou sluipend naderen
  3. zou sluipend naderen
  4. zouden sluipend naderen
  5. zouden sluipend naderen
  6. zouden sluipend naderen
en verder
  1. ben nader geslopen
  2. bent nader geslopen
  3. is nader geslopen
  4. zijn nader geslopen
  5. zijn nader geslopen
  6. zijn nader geslopen
diversen
  1. sluip nader!
  2. sluipt nader!
  3. nader geslopen
  4. nader sluipend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for sluipend naderen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
heranschleichen aansluipen; sluipend naderen; toesluipen

External Machine Translations:

Related Translations for sluipend naderen