Summary


Dutch

Detailed Translations for steigerde from Dutch to German

steigeren:

steigeren verbe (steiger, steigert, steigerde, steigerden, gesteigerd)

  1. steigeren (bokkig zijn; bokken)
    bocken; sich aufbäumen; bockig sein
  2. steigeren (fel reageren)

Conjugations for steigeren:

o.t.t.
  1. steiger
  2. steigert
  3. steigert
  4. steigeren
  5. steigeren
  6. steigeren
o.v.t.
  1. steigerde
  2. steigerde
  3. steigerde
  4. steigerden
  5. steigerden
  6. steigerden
v.t.t.
  1. heb gesteigerd
  2. hebt gesteigerd
  3. heeft gesteigerd
  4. hebben gesteigerd
  5. hebben gesteigerd
  6. hebben gesteigerd
v.v.t.
  1. had gesteigerd
  2. had gesteigerd
  3. had gesteigerd
  4. hadden gesteigerd
  5. hadden gesteigerd
  6. hadden gesteigerd
o.t.t.t.
  1. zal steigeren
  2. zult steigeren
  3. zal steigeren
  4. zullen steigeren
  5. zullen steigeren
  6. zullen steigeren
o.v.t.t.
  1. zou steigeren
  2. zou steigeren
  3. zou steigeren
  4. zouden steigeren
  5. zouden steigeren
  6. zouden steigeren
en verder
  1. ben gesteigerd
  2. bent gesteigerd
  3. is gesteigerd
  4. zijn gesteigerd
  5. zijn gesteigerd
  6. zijn gesteigerd
diversen
  1. steiger!
  2. steigert!
  3. gesteigerd
  4. steigerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for steigeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bocken bokken; bokkig zijn; steigeren
bockig sein bokken; bokkig zijn; steigeren
heftig reagieren fel reageren; steigeren
sich aufbäumen bokken; bokkig zijn; steigeren

Related Words for "steigeren":


External Machine Translations: