Dutch

Detailed Translations for steken from Dutch to German

steken:

steken verbe (steek, steekt, stak, staken, gestoken)

  1. steken (steken geven; prikken)
    stecken; stechen; spritzen; einstechen; sticheln; verletzen; strecken
    • stecken verbe (stecke, steckst, steckt, steckte, stecktet, gesteckt)
    • stechen verbe (steche, stichst, sticht, stach, stacht, gestochen)
    • spritzen verbe (spritze, spritzt, spritzte, spritztet, gespritzt)
    • einstechen verbe (steche ein, stichst ein, sticht ein, stach ein, stacht ein, eingestochen)
    • sticheln verbe (stichele, stichelst, stichelt, stichelte, sticheltet, gestichelt)
    • verletzen verbe (verletze, verletzt, verletzte, verletztet, verletzt)
    • strecken verbe (strecke, streckst, streckt, streckte, strecktet, gestreckt)

Conjugations for steken:

o.t.t.
  1. steek
  2. steekt
  3. steekt
  4. steken
  5. steken
  6. steken
o.v.t.
  1. stak
  2. stak
  3. stak
  4. staken
  5. staken
  6. staken
v.t.t.
  1. heb gestoken
  2. hebt gestoken
  3. heeft gestoken
  4. hebben gestoken
  5. hebben gestoken
  6. hebben gestoken
v.v.t.
  1. had gestoken
  2. had gestoken
  3. had gestoken
  4. hadden gestoken
  5. hadden gestoken
  6. hadden gestoken
o.t.t.t.
  1. zal steken
  2. zult steken
  3. zal steken
  4. zullen steken
  5. zullen steken
  6. zullen steken
o.v.t.t.
  1. zou steken
  2. zou steken
  3. zou steken
  4. zouden steken
  5. zouden steken
  6. zouden steken
en verder
  1. ben gestoken
  2. bent gestoken
  3. is gestoken
  4. zijn gestoken
  5. zijn gestoken
  6. zijn gestoken
diversen
  1. steek!
  2. steekt!
  3. gestoken
  4. stekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for steken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
einstechen prikken; steken; steken geven inbrengen; inprikken; invoegen
spritzen prikken; steken; steken geven begieten; besproeien; hardlopen; injecteren; met spuit een medicijn toedienen; met water spelen; opspatten; rennen; spatten; spetteren; spuiten; tempo maken; uitspuiten; water geven
stechen prikken; steken; steken geven een barrage rijden; etsen; graveren; griffelen; griffen; met een stift inkrassen; priemen; troef zijn
stecken prikken; steken; steken geven klikken; neerleggen; onderuit halen; opprikken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
sticheln prikken; steken; steken geven hatelijke opmerkingen maken
strecken prikken; steken; steken geven aanlengen; krammen; met een kram vastmaken; opspannen; spannen; strekken; uitrekken; verdunnen; verhelpen; versnijden; verwateren; zich uitrekken
verletzen prikken; steken; steken geven aanranden; belasteren; benadelen; bezeren; blesseren; deren; duperen; folteren; inbreuk maken; knauwen; krenken; kwaadspreken; kwellen; kwetsen; lasteren; martelen; nadeel toebrengen; onteren; ontwijden; overtreden; pijn bezorgen; pijn doen; pijnigen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; verkrachten; verwonden; zeer doen

Related Words for "steken":


Related Definitions for "steken":

  1. eraan besteden1
    • hij steekt al zijn geld in CD's1
  2. erin vastzitten1
    • we bleven steken in de nauwe gang1
  3. hem raken met een puntig voorwerp1
    • de wesp stak in mijn wang1
  4. het erin of erop doen1
    • zij steekt de sleutel in het slot1

Wiktionary Translations for steken:

steken
verb
  1. doorboren, prikken
  2. doen ontvlammen

Cross Translation:
FromToVia
steken schnüffeln pry — to look where one is not welcome; to be nosey
steken stechen; erstechen; niederstechen stab — To pierce or wound with pointed object
steken anwenden; benutzen; brauchen; gebrauchen; verwenden; verwerten; antun; anziehen; auflegen; anlegen; legen; setzen; stecken; stellen; applizieren; verabreichen; auftragen; anbringen; beifügen appliquermettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
steken einrücken; stecken; einsetzen; inserieren; hineintun; hineinlegen; hineinstecken; einführen; einleiten; hineinbringen; hineinschaffen; hineintreiben; hereinbringen; hereinschaffen; ankündigen; anzeigen; avisieren; melden; anmelden; verkünden; bekannt machen; ansagen; annoncieren introduire — Faire entrer une chose dans une autre.
steken steppen; stacheln; stechen; stecken; sticheln piquer — Traductions à trier suivant le sens
steken posieren; legen; setzen; stecken; stellen; bauen; aufbauen; erbauen; konstruieren; einführen; einrichten; einsetzen; installieren; machen; tun; bereiten poserplacer, mettre sur quelque chose.

stek:

stek [de ~ (m)] nom

  1. de stek (schuilplaats; toevluchtsoord; toevlucht; )
    der Luftschutzkeller; die Zuflucht; der Schutz; Versteck; der Zufluchtsort; die Zufluchtstätte
  2. de stek (plantestekje; spruit; scheut; jonge plant; schoot)
    der Sprößling; der Schuß; der Trieb

Translation Matrix for stek:

NounRelated TranslationsOther Translations
Luftschutzkeller schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats
Schutz schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats bescherming; beschermingen; beschermkap; beschutsel; beschutting; beveiliging; protectie; protecties; schuilplaats; veiligheid; vrijplaats; wijkplaats
Schuß jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek bam; dreun; explosie; klap; knal; kwak; ontploffing; plof; scheutje; scheutjes; smak
Sprößling jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek afstammeling; dreumes; hummel; jochie; klein jongetje; klein kind; kleintje; loot; nakomeling; peuter; scheut; spruit; stekje; telg; uk; worm; wurm
Trieb jonge plant; plantestekje; scheut; schoot; spruit; stek aandrift; drift; drijven van vee; genoegen; genot; instinct; jool; leut; loot; lust; plezier; pret; rank; ranken; scheut; seksuele begeerte; spruit; stekje; voortgedreven vee
Versteck schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats asiel; haven; toevluchthaven; toevluchtsoord; uitwijkplaats; verbergplaats; vluchthaven; vluchtoord; wijkplaats
Zuflucht schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats asiel; haven; schuilplaats; toevluchthaven; toevluchtsoord; uitwijkplaats; verbergplaats; vluchthaven; vluchtoord; vrijplaats; wijkplaats
Zufluchtsort schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats asiel; haven; toevluchthaven; toevluchtshaven; toevluchtsoord; uitwijkplaats; verbergplaats; vluchthaven; vluchtoord; wijkplaats
Zufluchtstätte schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; wijkplaats asiel; haven; schuilhol; toevluchthaven; toevluchtshaven; toevluchtsoord; uitwijkplaats; verbergplaats; vluchthaven; vluchtoord; wijkplaats

Related Words for "stek":


Wiktionary Translations for stek:


Cross Translation:
FromToVia
stek Steckling; Senkreis; Ableger cutting — a leaf, stem, branch, or root removed from a plant

Related Translations for steken