Dutch
Detailed Translations for structureren from Dutch to German
structureren:
-
structureren (struktureren; structuur aanbrengen)
strukturieren; ordnen-
strukturieren verbe (strukturiere, strukturierst, strukturiert, strukturierte, strukturiertet, strukturiert)
-
Conjugations for structureren:
o.t.t.
- structureer
- structureert
- structureert
- structureren
- structureren
- structureren
o.v.t.
- structureerde
- structureerde
- structureerde
- structureerden
- structureerden
- structureerden
v.t.t.
- heb gestructureerd
- hebt gestructureerd
- heeft gestructureerd
- hebben gestructureerd
- hebben gestructureerd
- hebben gestructureerd
v.v.t.
- had gestructureerd
- had gestructureerd
- had gestructureerd
- hadden gestructureerd
- hadden gestructureerd
- hadden gestructureerd
o.t.t.t.
- zal structureren
- zult structureren
- zal structureren
- zullen structureren
- zullen structureren
- zullen structureren
o.v.t.t.
- zou structureren
- zou structureren
- zou structureren
- zouden structureren
- zouden structureren
- zouden structureren
en verder
- ben gestructureerd
- bent gestructureerd
- is gestructureerd
- zijn gestructureerd
- zijn gestructureerd
- zijn gestructureerd
diversen
- structureer!
- structureert!
- gestructureerd
- structurerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for structureren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
ordnen | structureren; structuur aanbrengen; struktureren | afspreken; arrangeren; bedisselen; groeperen; indelen; ordenen; rangeren; rangordenen; rangschikken; regelen; schiften; sorteren; systematiseren; uitzoeken; vlijen |
strukturieren | structureren; structuur aanbrengen; struktureren |
Wiktionary Translations for structureren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• structureren | → strukturieren | ↔ structure — (transitive) to give structure to; to arrange |
External Machine Translations: