Summary
Dutch to German: more detail...
- te werk gaan:
-
Wiktionary:
- te werk gaan → operieren, machen, tun, stellen, bereiten, wirken, einwirken, erwirken, wirksam sein, Wirkung ausüben, agieren, handeln, verfahren, vorgehen, tätig sein, sich verhalten, vorschreiten
Dutch
Detailed Translations for te werk gaan from Dutch to German
te werk gaan:
-
te werk gaan (werken; opereren; manipuleren; procederen; optreden; handelen; leven)
funktionieren; vorgehen; arbeiten; tun-
funktionieren verbe (funktioniere, funktionierst, funktioniert, funktionierte, funktioniertet, funktioniert)
-
Conjugations for te werk gaan:
o.t.t.
- ga te werk
- gaat te werk
- gaat te werk
- gaan te werk
- gaan te werk
- gaan te werk
o.v.t.
- ging te werk
- ging te werk
- ging te werk
- gingen te werk
- gingen te werk
- gingen te werk
v.t.t.
- ben te werk gegaan
- bent te werk gegaan
- is te werk gegaan
- zijn te werk gegaan
- zijn te werk gegaan
- zijn te werk gegaan
v.v.t.
- was te werk gegaan
- was te werk gegaan
- was te werk gegaan
- waren te werk gegaan
- waren te werk gegaan
- waren te werk gegaan
o.t.t.t.
- zal te werk gaan
- zult te werk gaan
- zal te werk gaan
- zullen te werk gaan
- zullen te werk gaan
- zullen te werk gaan
o.v.t.t.
- zou te werk gaan
- zou te werk gaan
- zou te werk gaan
- zouden te werk gaan
- zouden te werk gaan
- zouden te werk gaan
diversen
- ga te werk!
- gat te werk!
- te werk gegaan
- te werk gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for te werk gaan:
Verb | Related Translations | Other Translations |
arbeiten | handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken | arbeiden; werken |
funktionieren | handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken | dienst doen; functioneren |
tun | handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken | aanwenden; ageren; arbeiden; benutten; doen; functioneren; gebruik maken van; gebruiken; handelen; in het leven roepen; maken; scheppen; toepassen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; werken |
vorgehen | handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken | voorrang hebben |
Wiktionary Translations for te werk gaan:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• te werk gaan | → operieren; machen; tun; stellen; bereiten; wirken; einwirken; erwirken; wirksam sein; Wirkung ausüben; agieren; handeln; verfahren; vorgehen; tätig sein; sich verhalten | ↔ opérer — accomplir une œuvre, produire un effet. |
• te werk gaan | → verfahren; vorgehen; vorschreiten | ↔ procéder — provenir, tirer son origine. |
External Machine Translations: