Dutch
Detailed Translations for ter overweging geven from Dutch to German
ter overweging geven:
ter overweging geven verbe (geef ter overweging, geeft ter overweging, gaf ter overweging, gaven ter overweging, ter overweging gegeven)
-
ter overweging geven (voorleggen)
vorlegen; unterbreiten; vorsetzen; vorweisen-
unterbreiten verbe (unterbreite, unterbreitest, unterbreitet, unterbreitete, unterbreitetet, unterbreitet)
Conjugations for ter overweging geven:
o.t.t.
- geef ter overweging
- geeft ter overweging
- geeft ter overweging
- geven ter overweging
- geven ter overweging
- geven ter overweging
o.v.t.
- gaf ter overweging
- gaf ter overweging
- gaf ter overweging
- gaven ter overweging
- gaven ter overweging
- gaven ter overweging
v.t.t.
- heb ter overweging gegeven
- hebt ter overweging gegeven
- heeft ter overweging gegeven
- hebben ter overweging gegeven
- hebben ter overweging gegeven
- hebben ter overweging gegeven
v.v.t.
- had ter overweging gegeven
- had ter overweging gegeven
- had ter overweging gegeven
- hadden ter overweging gegeven
- hadden ter overweging gegeven
- hadden ter overweging gegeven
o.t.t.t.
- zal ter overweging geven
- zult ter overweging geven
- zal ter overweging geven
- zullen ter overweging geven
- zullen ter overweging geven
- zullen ter overweging geven
o.v.t.t.
- zou ter overweging geven
- zou ter overweging geven
- zou ter overweging geven
- zouden ter overweging geven
- zouden ter overweging geven
- zouden ter overweging geven
en verder
- ben ter overweging gegeven
- bent ter overweging gegeven
- is ter overweging gegeven
- zijn ter overweging gegeven
- zijn ter overweging gegeven
- zijn ter overweging gegeven
diversen
- geef ter overweging!
- geeft ter overweging!
- ter overweging gegeven
- ter overweging gevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ter overweging geven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
unterbreiten | ter overweging geven; voorleggen | |
vorlegen | ter overweging geven; voorleggen | aanbieden; indienen |
vorsetzen | ter overweging geven; voorleggen | beginnen met; vooropstellen; vooropzetten; voorschotelen; vooruitzetten |
vorweisen | ter overweging geven; voorleggen | aantonen; bewijzen; etaleren; laten zien; nagaan; openbaren; presenteren; staven; tentoonstellen; tonen; uitstallen; verifieren; vertonen; zekerstellen; zich uiten |