Summary
Dutch to German: more detail...
- terugstoot:
- terugstoten:
-
Wiktionary:
- terugstoten → zurückschlagen
Dutch
Detailed Translations for terugstoot from Dutch to German
terugstoot:
-
de terugstoot (terugslag)
Translation Matrix for terugstoot:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Rückschlag | terugslag; terugstoot | atavisme; fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugloop; terugslag |
Rückstoß | terugslag; terugstoot | ketsstoot |
Related Words for "terugstoot":
terugstoten:
-
terugstoten (terugkaatsen; reflecteren; stuiten; weerkaatsen; echoën)
Conjugations for terugstoten:
o.t.t.
- stoot terug
- stoot terug
- stoot terug
- stoten terug
- stoten terug
- stoten terug
o.v.t.
- stootte terug
- stootte terug
- stootte terug
- stootten terug
- stootten terug
- stootten terug
v.t.t.
- heb terugestoten
- hebt terugestoten
- heeft terugestoten
- hebben terugestoten
- hebben terugestoten
- hebben terugestoten
v.v.t.
- had terugestoten
- had terugestoten
- had terugestoten
- hadden terugestoten
- hadden terugestoten
- hadden terugestoten
o.t.t.t.
- zal terugstoten
- zult terugstoten
- zal terugstoten
- zullen terugstoten
- zullen terugstoten
- zullen terugstoten
o.v.t.t.
- zou terugstoten
- zou terugstoten
- zou terugstoten
- zouden terugstoten
- zouden terugstoten
- zouden terugstoten
en verder
- ben terugestoten
- bent terugestoten
- is terugestoten
- zijn terugestoten
- zijn terugestoten
- zijn terugestoten
diversen
- stoot terug!
- stoott terug!
- terugestoten
- terugstotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for terugstoten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
echoen | echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen | echoën; galmen; herhalen; hoorbaar zijn; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen |
erhallen | echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen | echoën; galmen; herhalen; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; weerklinken |
resonieren | echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen | echoën; galmen; hoorbaar zijn; naklinken; schallen; weerklinken; weerschallen |
widerhallen | echoën; reflecteren; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weerkaatsen | echoën; galmen; herhalen; hoorbaar zijn; met krachtige stem zingen; nabouwen; naklinken; napraten; nazeggen; resoneren; schallen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen; weerschijnen |
Related Words for "terugstoten":
Wiktionary Translations for terugstoten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• terugstoten | → zurückschlagen | ↔ rétorquer — retourner contre son adversaire les raisons, les arguments, les preuves dont il s’servir. |