Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. terugvloeien:


Dutch

Detailed Translations for terugvloeien from Dutch to German

terugvloeien:

terugvloeien verbe (vloei terug, vloeit terug, vloeide terug, vloeiden terug, teruggevloeid)

  1. terugvloeien (terugspoelen; terugstromen)
    zurückfließen; zurückspulen; zurückströmen
    • zurückfließen verbe (fließe zurück, fließest zurück, fließt zurück, floß zurück, floßet zurück, zurück geflossen)
    • zurückspulen verbe (spule zurück, spulst zurück, spult zurück, spulte zurück, spultet zurück, zurückgespult)
    • zurückströmen verbe (ströme zurück, strömst zurück, strömt zurück, strömte zurück, strömtet zurück, zurückgeströmt)

Conjugations for terugvloeien:

o.t.t.
  1. vloei terug
  2. vloeit terug
  3. vloeit terug
  4. vloeien terug
  5. vloeien terug
  6. vloeien terug
o.v.t.
  1. vloeide terug
  2. vloeide terug
  3. vloeide terug
  4. vloeiden terug
  5. vloeiden terug
  6. vloeiden terug
v.t.t.
  1. ben teruggevloeid
  2. bent teruggevloeid
  3. is teruggevloeid
  4. zijn teruggevloeid
  5. zijn teruggevloeid
  6. zijn teruggevloeid
v.v.t.
  1. was teruggevloeid
  2. was teruggevloeid
  3. was teruggevloeid
  4. waren teruggevloeid
  5. waren teruggevloeid
  6. waren teruggevloeid
o.t.t.t.
  1. zal terugvloeien
  2. zult terugvloeien
  3. zal terugvloeien
  4. zullen terugvloeien
  5. zullen terugvloeien
  6. zullen terugvloeien
o.v.t.t.
  1. zou terugvloeien
  2. zou terugvloeien
  3. zou terugvloeien
  4. zouden terugvloeien
  5. zouden terugvloeien
  6. zouden terugvloeien
diversen
  1. vloei terug!
  2. vloeit terug!
  3. teruggevloeid
  4. terugvloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for terugvloeien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
zurückfließen terugspoelen; terugstromen; terugvloeien
zurückspulen terugspoelen; terugstromen; terugvloeien
zurückströmen terugspoelen; terugstromen; terugvloeien