Dutch
Detailed Translations for tobben from Dutch to German
tobben:
-
tobben
grübeln; nachdenken; brüten; hin und her überlegen-
hin und her überlegen verbe (überlege hin und her, überlegst hin und her, überlegt hin und her, überlegte hin und her, überlegtet hin und her, hin und her überlegt)
Conjugations for tobben:
o.t.t.
- tob
- tobt
- tobt
- tobben
- tobben
- tobben
o.v.t.
- tobde
- tobde
- tobde
- tobden
- tobden
- tobden
v.t.t.
- heb getobd
- hebt getobd
- heeft getobd
- hebben getobd
- hebben getobd
- hebben getobd
v.v.t.
- had getobd
- had getobd
- had getobd
- hadden getobd
- hadden getobd
- hadden getobd
o.t.t.t.
- zal tobben
- zult tobben
- zal tobben
- zullen tobben
- zullen tobben
- zullen tobben
o.v.t.t.
- zou tobben
- zou tobben
- zou tobben
- zouden tobben
- zouden tobben
- zouden tobben
en verder
- ben getobd
- bent getobd
- is getobd
- zijn getobd
- zijn getobd
- zijn getobd
diversen
- tob!
- tobt!
- getobd
- tobbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for tobben:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Grübeln | tobben | concentreren; gemijmer; gepeins; gepieker; geprakkizeer; meditatie; mijmering; overdenking; overpeinzing; prakkizeren |
Verb | Related Translations | Other Translations |
brüten | tobben | bedenken; beschouwen; bespiegelen; broeden; broeien; mijmeren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; plussen; puzzelen; puzzels oplossen; uitbroeden; warm zijn; warmhouden |
grübeln | tobben | aarzelen; bedenken; beschouwen; bespiegelen; bouderen; diep nadenken; dubben; een pruillip trekken; er over inzitten; in gedachten verzonken zijn; mijmeren; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; piekeren; plussen; prakkiseren; pruilen; puzzelen; puzzels oplossen; talmen; twijfelen; weifelen |
hin und her überlegen | tobben | puzzelen; puzzels oplossen |
nachdenken | tobben | bedenken; beramen; beschouwen; bespiegelen; bezinnen; filosoferen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen; piekeren; plan beramen; prakkiseren; puzzelen; puzzels oplossen; verzinnen; zinnen |