Summary
Dutch to German: more detail...
- toezenden:
-
User Contributed Translations for toezenden:
- zuschicken
Dutch
Detailed Translations for toezenden from Dutch to German
toezenden:
-
toezenden (opsturen; verzenden; sturen; posten; wegzenden; wegsturen)
schicken; versenden; zusenden; abschicken; verschicken; absenden; zum Versand bringen; einschicken; wegschicken; einsenden-
zum Versand bringen verbe (bringe zum Versand, bringst zum Versand, bringt zum Versand, brachte zum Versand, brachtet zum Versand, zum Versand gebracht)
-
einschicken verbe (schicke ein, schickst ein, schickt ein, schickte ein, schicktet ein, eingeschickt)
-
wegschicken verbe (schicke weg, schickst weg, schickt weg, schickte weg, schicktet weg, weggeschickt)
-
toezenden (wegzenden; verzenden; sturen; opsturen; posten; wegsturen)
versenden; schicken; zusenden; abschicken; absenden; verschicken; zum Versand bringen; wegsenden; wegschicken; einsenden-
zum Versand bringen verbe (bringe zum Versand, bringst zum Versand, bringt zum Versand, brachte zum Versand, brachtet zum Versand, zum Versand gebracht)
-
wegsenden verbe
-
wegschicken verbe (schicke weg, schickst weg, schickt weg, schickte weg, schicktet weg, weggeschickt)
-
toezenden (zenden; opsturen; iem. iets sturen; posten; overmaken; doen toekomen)
Conjugations for toezenden:
o.t.t.
- zend toe
- zendt toe
- zendt toe
- zenden toe
- zenden toe
- zenden toe
o.v.t.
- zond toe
- zond toe
- zond toe
- zonden toe
- zonden toe
- zonden toe
v.t.t.
- heb toegezonden
- hebt toegezonden
- heeft toegezonden
- hebben toegezonden
- hebben toegezonden
- hebben toegezonden
v.v.t.
- had toegezonden
- had toegezonden
- had toegezonden
- hadden toegezonden
- hadden toegezonden
- hadden toegezonden
o.t.t.t.
- zal toezenden
- zult toezenden
- zal toezenden
- zullen toezenden
- zullen toezenden
- zullen toezenden
o.v.t.t.
- zou toezenden
- zou toezenden
- zou toezenden
- zouden toezenden
- zouden toezenden
- zouden toezenden
en verder
- ben toegezonden
- bent toegezonden
- is toegezonden
- zijn toegezonden
- zijn toegezonden
- zijn toegezonden
diversen
- zend toe!
- zendt toe!
- toegezonden
- toezendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze