Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. troef zijn:


Dutch

Detailed Translations for troef zijn from Dutch to German

troef zijn:

troef zijn verbe (ben troef, bent troef, was troef, waren troef, troef geweest)

  1. troef zijn
    stechen; vorherrschen
    • stechen verbe (steche, stichst, sticht, stach, stacht, gestochen)
    • vorherrschen verbe (vorherrsche, vorherrschst, vorherrscht, vorherrschte, vorherrschtet, vorherrscht)

Conjugations for troef zijn:

o.t.t.
  1. ben troef
  2. bent troef
  3. bent troef
  4. zijn troef
  5. zijn troef
  6. zijn troef
o.v.t.
  1. was troef
  2. was troef
  3. was troef
  4. waren troef
  5. waren troef
  6. waren troef
v.t.t.
  1. ben troef geweest
  2. bent troef geweest
  3. is troef geweest
  4. zijn troef geweest
  5. zijn troef geweest
  6. zijn troef geweest
v.v.t.
  1. was troef geweest
  2. was troef geweest
  3. was troef geweest
  4. waren troef geweest
  5. waren troef geweest
  6. waren troef geweest
o.t.t.t.
  1. zal troef zijn
  2. zult troef zijn
  3. zal troef zijn
  4. zullen troef zijn
  5. zullen troef zijn
  6. zullen troef zijn
o.v.t.t.
  1. zou troef zijn
  2. zou troef zijn
  3. zou troef zijn
  4. zouden troef zijn
  5. zouden troef zijn
  6. zouden troef zijn
diversen
  1. ben troef!
  2. bent troef!
  3. troef geweest
  4. troef zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for troef zijn:

VerbRelated TranslationsOther Translations
stechen troef zijn een barrage rijden; etsen; graveren; griffelen; griffen; met een stift inkrassen; priemen; prikken; steken; steken geven
vorherrschen troef zijn de overhand hebben; domineren; overheersen

Related Translations for troef zijn