Dutch

Detailed Translations for uitbrengen from Dutch to German

uitbrengen:

uitbrengen verbe (breng uit, brengt uit, bracht uit, brachten uit, uitgebracht)

  1. uitbrengen (publiceren; openbaren)
    veröffentlichen; bekanntmachen; bekanntgeben
    • veröffentlichen verbe (veröffentliche, veröffentlichst, veröffentlicht, veröffentlichte, veröffentlichtet, veröffentlicht)
    • bekanntmachen verbe (mache bekannt, machst bekannt, macht bekannt, machte bekannt, machtet bekannt, bekannt gemacht)
    • bekanntgeben verbe
  2. uitbrengen (uitgeven)
    ausbringen; herausbringen; ausgeben; abgeben; erstatten
    • ausbringen verbe (bringe aus, bringst aus, bringt aus, bracht aus, brachtet aus, ausgebracht)
    • herausbringen verbe (bringe heraus, bringst heraus, bringt heraus, bracht heraus, brachtet heraus, herausgebracht)
    • ausgeben verbe (gebe aus, gibst aus, gibt aus, gab aus, gabt aus, ausgegeben)
    • abgeben verbe (gebe ab, gibst ab, gab ab, gabt ab, abgegeben)
    • erstatten verbe
  3. uitbrengen (verraden; verklikken; verklappen; )
    anzeigen; verraten; verpfeifen; petzen
    • anzeigen verbe (zeige an, zeigst an, zeigt an, zeigte an, zeigtet an, angezeigt)
    • verraten verbe
    • verpfeifen verbe (verpfeife, verpfeifst, verpfeift, verpfeifte, verpfeiftet, verpfeift)
    • petzen verbe (petze, petzst, petzt, petzte, petztet, gepetzt)

Conjugations for uitbrengen:

o.t.t.
  1. breng uit
  2. brengt uit
  3. brengt uit
  4. brengen uit
  5. brengen uit
  6. brengen uit
o.v.t.
  1. bracht uit
  2. bracht uit
  3. bracht uit
  4. brachten uit
  5. brachten uit
  6. brachten uit
v.t.t.
  1. heb uitgebracht
  2. hebt uitgebracht
  3. heeft uitgebracht
  4. hebben uitgebracht
  5. hebben uitgebracht
  6. hebben uitgebracht
v.v.t.
  1. had uitgebracht
  2. had uitgebracht
  3. had uitgebracht
  4. hadden uitgebracht
  5. hadden uitgebracht
  6. hadden uitgebracht
o.t.t.t.
  1. zal uitbrengen
  2. zult uitbrengen
  3. zal uitbrengen
  4. zullen uitbrengen
  5. zullen uitbrengen
  6. zullen uitbrengen
o.v.t.t.
  1. zou uitbrengen
  2. zou uitbrengen
  3. zou uitbrengen
  4. zouden uitbrengen
  5. zouden uitbrengen
  6. zouden uitbrengen
en verder
  1. ben uitgebracht
  2. bent uitgebracht
  3. is uitgebracht
  4. zijn uitgebracht
  5. zijn uitgebracht
  6. zijn uitgebracht
diversen
  1. breng uit!
  2. brengt uit!
  3. uitgebracht
  4. uitbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitbrengen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abgeben uitbrengen; uitgeven aanleveren; afgeven; afleveren; afstaan; bestellen; bezorgen; brengen; inleveren; leveren; lossen; overgeven; overhandigen; thuisbezorgen; toeleveren; uitladen
anzeigen aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden aandienen; aangeven; adverteren; annonceren; berichten; declareren; iets melden; klikken; per advertentie aankondigen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden; weergeven; wijzen naar
ausbringen uitbrengen; uitgeven
ausgeben uitbrengen; uitgeven besteden; distribueren; doorbrengen; doorleven; doorstaan; iets uitgeven; ronddelen; slijten; spenderen; uitgeven; uitkeren; uitreiken; verdelen; verdragen; verduren; vergeven; verstrekken; verteren; weggeven; wegschenken
bekanntgeben openbaren; publiceren; uitbrengen afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; berichten; erbij zeggen; iets melden; noemen; openbaar maken; oplezen; vermelden
bekanntmachen openbaren; publiceren; uitbrengen afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; decreteren; namen afroepen; nieuwsberichten omroepen; omroepen; openbaar maken; oplezen; ordonneren; uitvaardigen; verordenen; verordineren
erstatten uitbrengen; uitgeven compenseren; goedmaken; restitueren; vergoeden
herausbringen uitbrengen; uitgeven naar buiten brengen; ontcijferen; ontdekken; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwaren; ontwarren; oplossen; opsporen; tot een oplossing brengen; uit de war halen; uit elkaar halen
petzen aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden babbelen; kakelen; klappen; kletsen; klikken; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden; wauwelen; zwammen
verpfeifen aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden klikken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
verraten aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden doorslaan; klikken; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
veröffentlichen openbaren; publiceren; uitbrengen afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; openbaar maken; openen; openstellen; oplezen; publiceren; toegankelijk maken; vrijgeven
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ausgeben weggegeven
verraten geklikt; verklapt; verklikt


Related Translations for uitbrengen