Dutch
Detailed Translations for uitrangeren from Dutch to German
uitrangeren:
-
uitrangeren (op non-actief stellen; uitschakelen)
ausrangieren; abschaffen-
ausrangieren verbe (rangiere aus, rangierst aus, rangiert aus, rangierte aus, rangiertet aus, ausrangiert)
-
Conjugations for uitrangeren:
o.t.t.
- rangeer uit
- rangeert uit
- rangeert uit
- rangeren uit
- rangeren uit
- rangeren uit
o.v.t.
- rangeerde uit
- rangeerde uit
- rangeerde uit
- rangeerden uit
- rangeerden uit
- rangeerden uit
v.t.t.
- ben uitgerangeerd
- bent uitgerangeerd
- is uitgerangeerd
- zijn uitgerangeerd
- zijn uitgerangeerd
- zijn uitgerangeerd
v.v.t.
- was uitgerangeerd
- was uitgerangeerd
- was uitgerangeerd
- waren uitgerangeerd
- waren uitgerangeerd
- waren uitgerangeerd
o.t.t.t.
- zal uitrangeren
- zult uitrangeren
- zal uitrangeren
- zullen uitrangeren
- zullen uitrangeren
- zullen uitrangeren
o.v.t.t.
- zou uitrangeren
- zou uitrangeren
- zou uitrangeren
- zouden uitrangeren
- zouden uitrangeren
- zouden uitrangeren
diversen
- rangeer uit!
- rangeert uit!
- uitgerangeerd
- uitrangerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitrangeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
abschaffen | op non-actief stellen; uitrangeren; uitschakelen | afschaffen; opdoeken; opheffen |
ausrangieren | op non-actief stellen; uitrangeren; uitschakelen | aan de dijk zetten; afdanken; afschaffen; afvloeien; congé geven; eruit gooien; van zijn positie verdrijven |