Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. vererven:


Dutch

Detailed Translations for vererven from Dutch to German

vererven:

vererven verbe (vererf, vererft, vererfde, vererfden, verorven)

  1. vererven (legateren; vermaken; nalaten)
    vermachen; hinterlassen; vererben; nachlassen
    • vermachen verbe (vermache, vermachst, vermacht, vermachte, vermachtet, vermacht)
    • hinterlassen verbe (lasse hinter, läßt hinter, ließ hinter, ließt hinter, hintergelassen)
    • vererben verbe
    • nachlassen verbe (laß nach, läßest nach, läßt nach, ließ nach, ließt nach, nachgelassen)

Conjugations for vererven:

o.t.t.
  1. vererf
  2. vererft
  3. vererft
  4. vererven
  5. vererven
  6. vererven
o.v.t.
  1. vererfde
  2. vererfde
  3. vererfde
  4. vererfden
  5. vererfden
  6. vererfden
v.t.t.
  1. heb verorven
  2. hebt verorven
  3. heeft verorven
  4. hebben verorven
  5. hebben verorven
  6. hebben verorven
v.v.t.
  1. had verorven
  2. had verorven
  3. had verorven
  4. hadden verorven
  5. hadden verorven
  6. hadden verorven
o.t.t.t.
  1. zal vererven
  2. zult vererven
  3. zal vererven
  4. zullen vererven
  5. zullen vererven
  6. zullen vererven
o.v.t.t.
  1. zou vererven
  2. zou vererven
  3. zou vererven
  4. zouden vererven
  5. zouden vererven
  6. zouden vererven
diversen
  1. vererf!
  2. vererft!
  3. verorven
  4. verervend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vererven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
hinterlassen legateren; nalaten; vererven; vermaken achterlaten; laten; laten liggen; laten voorbijgaan; nalaten; permitteren; teruglaten; toelaten
nachlassen legateren; nalaten; vererven; vermaken achteruitgaan; afnemen; aftakelen; declineren; minder worden; verflauwen; verslappen; verzwakken; wegglijden
vererben legateren; nalaten; vererven; vermaken
vermachen legateren; nalaten; vererven; vermaken