Interglot - "verlossing" translated from Dutch to German

Summary

Dutch to German: more detail...

verlossing:
- Glückseligkeit; Seligkeit; Geburt; Entbindung; Befreiung; Rettung; Erlösung; Niederkunft; Haftentlassung; Freilassung; Freimachung
Wiktionary:
- verlossing → Erlösung, Rettung, Entbindung, Niederkunft, Briefporto, Frankierung, Freimachen, Frankatur, Porto, Postgebühr, Frankieren, Entsatz

Dutch

Detailed Translations for verlossing from Dutch to German

de verlossing (zaligheid)
die Glückseligkeit; die Seligkeit
- Glückseligkeit [die ~] nom
- Seligkeit [die ~] nom
de verlossing (bevalling; geboorte)
die Geburt; die Entbindung
- Geburt [die ~] nom
- Entbindung [die ~] nom
de verlossing (bevrijding; redding; vrijmaking; ontzetting)
die Befreiung; die Rettung; die Erlösung; die Niederkunft; die Haftentlassung; die Geburt; die Entbindung; die Freilassung; die Freimachung
- Befreiung [die ~] nom
- Rettung [die ~] nom
- Erlösung [die ~] nom
- Niederkunft [die ~] nom
- Haftentlassung [die ~] nom
- Geburt [die ~] nom
- Entbindung [die ~] nom
- Freilassung [die ~] nom
- Freimachung [die ~] nom

Noun	Related Translations	Other Translations
Befreiung	bevrijding; ontzetting; redding; verlossing; vrijmaking
Entbindung	bevalling; bevrijding; geboorte; ontzetting; redding; verlossing; vrijmaking
Erlösung	bevrijding; ontzetting; redding; verlossing; vrijmaking
Freilassung	bevrijding; ontzetting; redding; verlossing; vrijmaking	invrijheidstelling; loslating; vrijlating
Freimachung	bevrijding; ontzetting; redding; verlossing; vrijmaking
Geburt	bevalling; bevrijding; geboorte; ontzetting; redding; verlossing; vrijmaking
Glückseligkeit	verlossing; zaligheid	blijheid; blijmoedigheid; fortuin; gein; geluk; gelukkigheid; gelukzaligheid; heerlijkheid; het gelukkig-zijn; jolijt; keet; leut; lol; opgewektheid; plezier; pret; vrolijkheid
Haftentlassung	bevrijding; ontzetting; redding; verlossing; vrijmaking	loslating; vrijlating
Niederkunft	bevrijding; ontzetting; redding; verlossing; vrijmaking
Rettung	bevrijding; ontzetting; redding; verlossing; vrijmaking	lijfsbehoud
Seligkeit	verlossing; zaligheid	blijheid; blijmoedigheid; gein; gezegende toestand; heil; jolijt; keet; leut; lol; opgewektheid; plezier; pret; voorspoed; vrolijkheid; wijding; zaligheid; zegen; zegenen; zegening

Cross Translation:

From	To	Via
• verlossing	→ Erlösung	↔ deliverance — Extrication from danger, imprisonment, etc.
• verlossing	→ Erlösung	↔ redemption — the act of redeeming or something redeemed
• verlossing	→ Erlösung; Rettung	↔ salvation — the process of being saved (religion)
• verlossing	→ Entbindung; Niederkunft	↔ accouchement — reproduction\|fr action d’accoucher.
• verlossing	→ Briefporto; Frankierung; Freimachen; Frankatur; Porto; Postgebühr; Frankieren; Entsatz	↔ affranchissement — action de rendre libre, action d'affranchir.