Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. versagen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for versagen from Dutch to German

versagen:

versagen verbe (versaag, versaagt, versaagde, versaagden, versaagd)

  1. versagen
    versagen
    • versagen verbe (versage, versagst, versagt, versagte, versagtet, versagt)

Conjugations for versagen:

o.t.t.
  1. versaag
  2. versaagt
  3. versaagt
  4. versagen
  5. versagen
  6. versagen
o.v.t.
  1. versaagde
  2. versaagde
  3. versaagde
  4. versaagden
  5. versaagden
  6. versaagden
v.t.t.
  1. heb versaagd
  2. hebt versaagd
  3. heeft versaagd
  4. hebben versaagd
  5. hebben versaagd
  6. hebben versaagd
v.v.t.
  1. had versaagd
  2. had versaagd
  3. had versaagd
  4. hadden versaagd
  5. hadden versaagd
  6. hadden versaagd
o.t.t.t.
  1. zal versagen
  2. zult versagen
  3. zal versagen
  4. zullen versagen
  5. zullen versagen
  6. zullen versagen
o.v.t.t.
  1. zou versagen
  2. zou versagen
  3. zou versagen
  4. zouden versagen
  5. zouden versagen
  6. zouden versagen
diversen
  1. versaag!
  2. versaagt!
  3. versaagd
  4. versagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for versagen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
versagen versagen ketsen; verbieden

Wiktionary Translations for versagen:

versagen
noun
  1. de moed opgeven