Summary
Dutch to German: more detail...
- voorzien:
-
Wiktionary:
- voorzien → ausstatten
- voorzien → voraussehen, vorhersehen, versehen, vorsehen, bestimmen, ausstatten
-
User Contributed Translations for voorzien:
- vorsehen, vorgesehen
Dutch
Detailed Translations for voorzien from Dutch to German
voorzien:
-
voorzien (tevoren zien)
vorhersehen; voraussehen-
vorhersehen verbe (sehe vorher, siehst vorher, sieht vorher, sah vorher, saht vorher, vorhergesehen)
-
Conjugations for voorzien:
o.t.t.
- voorzie
- voorziet
- voorziet
- voorzien
- voorzien
- voorzien
o.v.t.
- voorzag
- voorzag
- voorzag
- voorzagen
- voorzagen
- voorzagen
v.t.t.
- heb voorzien
- hebt voorzien
- heeft voorzien
- hebben voorzien
- hebben voorzien
- hebben voorzien
v.v.t.
- had voorzien
- had voorzien
- had voorzien
- hadden voorzien
- hadden voorzien
- hadden voorzien
o.t.t.t.
- zal voorzien
- zult voorzien
- zal voorzien
- zullen voorzien
- zullen voorzien
- zullen voorzien
o.v.t.t.
- zou voorzien
- zou voorzien
- zou voorzien
- zouden voorzien
- zouden voorzien
- zouden voorzien
diversen
- voorzie!
- voorziet!
- voorzien
- voorziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for voorzien:
Verb | Related Translations | Other Translations |
voraussehen | tevoren zien; voorzien | tegemoetzien; uitkijken naar; verwachten; vooruitzien |
vorhersehen | tevoren zien; voorzien |
Related Definitions for "voorzien":
Wiktionary Translations for voorzien:
voorzien
Cross Translation:
verb
-
etwas bestücken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voorzien | → voraussehen; vorhersehen | ↔ foresee — to anticipate |
• voorzien | → versehen | ↔ provide — to furnish with |
• voorzien | → vorsehen; bestimmen | ↔ slate — destine |
• voorzien | → ausstatten | ↔ suffice — furnish |