Summary
Dutch to German: more detail...
- vrijmaken:
-
Wiktionary:
- vrijmaken → freiräumen, räumen, befreien, entledigen, erledigen, freilassen, frei machen, wieder gutmachen, wieder verbessern, bessern, ausbessern, verbessern, veredeln, besser machen
Dutch
Detailed Translations for vrijmaken from Dutch to German
vrijmaken:
-
vrijmaken (bevrijden; emanciperen; vrijvechten; verlossen; banen)
Conjugations for vrijmaken:
o.t.t.
- maak vrij
- maakt vrij
- maakt vrij
- maken vrij
- maken vrij
- maken vrij
o.v.t.
- maakte vrij
- maakte vrij
- maakte vrij
- maakten vrij
- maakten vrij
- maakten vrij
v.t.t.
- heb vrijgemaakt
- hebt vrijgemaakt
- heeft vrijgemaakt
- hebben vrijgemaakt
- hebben vrijgemaakt
- hebben vrijgemaakt
v.v.t.
- had vrijgemaakt
- had vrijgemaakt
- had vrijgemaakt
- hadden vrijgemaakt
- hadden vrijgemaakt
- hadden vrijgemaakt
o.t.t.t.
- zal vrijmaken
- zult vrijmaken
- zal vrijmaken
- zullen vrijmaken
- zullen vrijmaken
- zullen vrijmaken
o.v.t.t.
- zou vrijmaken
- zou vrijmaken
- zou vrijmaken
- zouden vrijmaken
- zouden vrijmaken
- zouden vrijmaken
diversen
- maak vrij!
- maakt vrij!
- vrijgemaakt
- vrijmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vrijmaken:
Wiktionary Translations for vrijmaken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vrijmaken | → freiräumen; räumen | ↔ clear — to remove obstructions or impediments |
• vrijmaken | → befreien; entledigen; erledigen; freilassen; frei machen | ↔ délivrer — rendre libre de ce qui oppresser, de ce qui faire souffrir, de ce qui incommoder. |
• vrijmaken | → befreien; entledigen; erledigen; freilassen; frei machen | ↔ libérer — Rendre libre une personne ou un objet qui détenir par une loi ou une personne. |
• vrijmaken | → wieder gutmachen; wieder verbessern; bessern; ausbessern; verbessern; veredeln; besser machen; befreien; entledigen; erledigen; freilassen; frei machen | ↔ réformer — rétablir dans l’ancienne forme ; donner une meilleure forme à une chose ; la corriger, la rectifier, soit ajouter, soit retrancher. |