Summary


Dutch

Detailed Translations for wegvloeien from Dutch to German

wegvloeien:

wegvloeien verbe (vloei weg, vloeit weg, vloeide weg, vloeiden weg, weggevloeid)

  1. wegvloeien (afvloeien; wegstromen)

Conjugations for wegvloeien:

o.t.t.
  1. vloei weg
  2. vloeit weg
  3. vloeit weg
  4. vloeien weg
  5. vloeien weg
  6. vloeien weg
o.v.t.
  1. vloeide weg
  2. vloeide weg
  3. vloeide weg
  4. vloeiden weg
  5. vloeiden weg
  6. vloeiden weg
v.t.t.
  1. ben weggevloeid
  2. bent weggevloeid
  3. is weggevloeid
  4. zijn weggevloeid
  5. zijn weggevloeid
  6. zijn weggevloeid
v.v.t.
  1. was weggevloeid
  2. was weggevloeid
  3. was weggevloeid
  4. waren weggevloeid
  5. waren weggevloeid
  6. waren weggevloeid
o.t.t.t.
  1. zal wegvloeien
  2. zult wegvloeien
  3. zal wegvloeien
  4. zullen wegvloeien
  5. zullen wegvloeien
  6. zullen wegvloeien
o.v.t.t.
  1. zou wegvloeien
  2. zou wegvloeien
  3. zou wegvloeien
  4. zouden wegvloeien
  5. zouden wegvloeien
  6. zouden wegvloeien
diversen
  1. vloei weg!
  2. vloeit weg!
  3. weggevloeid
  4. wegvloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

wegvloeien [znw.] nom

  1. wegvloeien (afvloeien; wegstromen)
    Ablaufen; Wegströmen; Abfließen; Wegfließen

Translation Matrix for wegvloeien:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abfließen afvloeien; wegstromen; wegvloeien
Ablaufen afvloeien; wegstromen; wegvloeien uitrazen
Wegfließen afvloeien; wegstromen; wegvloeien
Wegströmen afvloeien; wegstromen; wegvloeien
VerbRelated TranslationsOther Translations
fortfließen afvloeien; wegstromen; wegvloeien
wegfließen afvloeien; wegstromen; wegvloeien

Related Translations for wegvloeien