Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. woedend zijn:


Dutch

Detailed Translations for woedend zijn from Dutch to German

woedend zijn:

woedend zijn verbe

  1. woedend zijn (schuimbekken; kwaad zijn)
    wütend sein; rasen; toben; brüllen; schmollen; tosen; wüten; maulen
    • wütend sein verbe
    • rasen verbe (rase, rasst, rast, raste, rastet, gerast)
    • toben verbe (tobe, tobst, tobt, tobte, tobtet, getobt)
    • brüllen verbe (brülle, brüllst, brüllt, brüllte, brülltet, gebrüllt)
    • schmollen verbe (schmolle, schmollst, schmollt, schmollte, schmolltet, geschmollt)
    • tosen verbe (tose, tost, toste, tostet, getost)
    • wüten verbe (wüte, wütest, wütet, wütete, wütetet, gewütet)
    • maulen verbe (maule, maulst, mault, maulte, maultet, gemault)

Translation Matrix for woedend zijn:

VerbRelated TranslationsOther Translations
brüllen kwaad zijn; schuimbekken; woedend zijn blaffen; blèren; brullen; bulderen; bulken; daveren; fulmineren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; joelen; krijsen; razen; schreeuwen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitbrullen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; woeden
maulen kwaad zijn; schuimbekken; woedend zijn bouderen; een pruillip trekken; kniezen; mokken; pruilen
rasen kwaad zijn; schuimbekken; woedend zijn brullen; fulmineren; gang maken; hard draven; hardlopen; hardrijden; het uitgillen; jachten; jakkeren; razen; rennen; reppen; spoeden; spurten; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitroepen; uitschreeuwen; woeden
schmollen kwaad zijn; schuimbekken; woedend zijn bouderen; een pruillip trekken; kniezen; mokken; pruilen
toben kwaad zijn; schuimbekken; woedend zijn brullen; dollen; fulmineren; gillen; het uitgillen; janken; joelen; jubelen; juichen; lawaai maken; ravotten; razen; stoeien; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitjouwen; uitroepen; uitschreeuwen; vuilbekken; wild rennen; wild spelen; woest spelen; zich uitleven
tosen kwaad zijn; schuimbekken; woedend zijn brullen; donderen; fulmineren; het uitgillen; onweren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitroepen; uitschreeuwen
wüten kwaad zijn; schuimbekken; woedend zijn brullen; fulmineren; het uitgillen; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitroepen; uitschreeuwen; woeden
wütend sein kwaad zijn; schuimbekken; woedend zijn

Related Translations for woedend zijn