Summary
Dutch to German: more detail...
- wrong:
- wringen:
-
Wiktionary:
- wringen → wringen, zwängen
- wringen → winden, drehen, verdrehen, auswringen, verrenken, verstauchen, ringen
Dutch
Detailed Translations for wrong from Dutch to German
wrong:
Translation Matrix for wrong:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Dutt | haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong | knot; knotje haar |
Haarknoten | haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong | haarknotten; knot; knotje haar |
Knoten | haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong | gezwel; knobbel; knooppunt; knot; knotje haar; tumor |
Knäuel | haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong | dotten; knot; streng garen |
Knötchen | haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong | |
Strähne | haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong | haarsliert |
Related Words for "wrong":
wringen:
-
wringen (uitwringen)
Conjugations for wringen:
o.t.t.
- wring
- wringt
- wringt
- wringen
- wringen
- wringen
o.v.t.
- wrong
- wrong
- wrong
- wrongen
- wrongen
- wrongen
v.t.t.
- heb gewrongen
- hebt gewrongen
- heeft gewrongen
- hebben gewrongen
- hebben gewrongen
- hebben gewrongen
v.v.t.
- had gewrongen
- had gewrongen
- had gewrongen
- hadden gewrongen
- hadden gewrongen
- hadden gewrongen
o.t.t.t.
- zal wringen
- zult wringen
- zal wringen
- zullen wringen
- zullen wringen
- zullen wringen
o.v.t.t.
- zou wringen
- zou wringen
- zou wringen
- zouden wringen
- zouden wringen
- zouden wringen
diversen
- wring!
- wringt!
- gewrongen
- wringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for wringen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Ringen | gewring; wringen | gevecht; geworstel; kamp; strijd; worsteling |
Verb | Related Translations | Other Translations |
auswringen | uitwringen; wringen | |
wringen | uitwringen; wringen | met iemand worstelen; worstelen; wrikken; zich wringen |