Dutch
Detailed Translations for zemel from Dutch to German
zemel:
-
de zemel (zeurkous; geitenbreier; zeikerd; zeurpiet; zeur)
Translation Matrix for zemel:
Related Words for "zemel":
zemelen:
-
zemelen
Conjugations for zemelen:
o.t.t.
- zemel
- zemelt
- zemelt
- zemelen
- zemelen
- zemelen
o.v.t.
- zemelde
- zemelde
- zemelde
- zemelden
- zemelden
- zemelden
v.t.t.
- heb gezemeld
- hebt gezemeld
- heeft gezemeld
- hebben gezemeld
- hebben gezemeld
- hebben gezemeld
v.v.t.
- had gezemeld
- had gezemeld
- had gezemeld
- hadden gezemeld
- hadden gezemeld
- hadden gezemeld
o.t.t.t.
- zal zemelen
- zult zemelen
- zal zemelen
- zullen zemelen
- zullen zemelen
- zullen zemelen
o.v.t.t.
- zou zemelen
- zou zemelen
- zou zemelen
- zouden zemelen
- zouden zemelen
- zouden zemelen
diversen
- zemel!
- zemelt!
- gezemeld
- zemelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for zemelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
langweilig sein | zemelen | |
salbadern | zemelen |
Related Words for "zemelen":
Wiktionary Translations for zemelen:
zemelen
Cross Translation:
noun
zemelen
-
voeding|nld de met de zaadhuiden vergroeide vruchtwanden en kiemen, die vrij komen bij het tot meel malen van de graankorrel
- zemelen → Kleie
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zemelen | → Kleie | ↔ son — résidu de la mouture du blé et d’autres céréales, provenant du péricarpe des grains. |