Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. zwikken:


Dutch

Detailed Translations for zwikken from Dutch to German

zwikken:

zwikken verbe (zwik, zwikt, zwikte, zwikten, gezwikt)

  1. zwikken (verstuiken; ontwrichten; verzwikken)
    verstauchen; verrenken; ausrenken
    • verstauchen verbe (verstauche, verstauchst, verstaucht, verstauchte, verstauchtet, verstaucht)
    • verrenken verbe (verrenke, verrenkst, verrenkt, verrenkte, verrenktet, verrenkt)
    • ausrenken verbe (renke aus, renkst aus, renkt aus, renkte aus, renktet aus, ausgerenkt)

Conjugations for zwikken:

o.t.t.
  1. zwik
  2. zwikt
  3. zwikt
  4. zwikken
  5. zwikken
  6. zwikken
o.v.t.
  1. zwikte
  2. zwikte
  3. zwikte
  4. zwikten
  5. zwikten
  6. zwikten
v.t.t.
  1. heb gezwikt
  2. hebt gezwikt
  3. heeft gezwikt
  4. hebben gezwikt
  5. hebben gezwikt
  6. hebben gezwikt
v.v.t.
  1. had gezwikt
  2. had gezwikt
  3. had gezwikt
  4. hadden gezwikt
  5. hadden gezwikt
  6. hadden gezwikt
o.t.t.t.
  1. zal zwikken
  2. zult zwikken
  3. zal zwikken
  4. zullen zwikken
  5. zullen zwikken
  6. zullen zwikken
o.v.t.t.
  1. zou zwikken
  2. zou zwikken
  3. zou zwikken
  4. zouden zwikken
  5. zouden zwikken
  6. zouden zwikken
diversen
  1. zwik!
  2. zwikt!
  3. gezwikt
  4. zwikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zwikken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausrenken ontwrichten; verstuiken; verzwikken; zwikken disloqueren; ontwrichten; uit het lid brengen
verrenken ontwrichten; verstuiken; verzwikken; zwikken disloqueren; hongeren; hongerlijden; ontwrichten; uit het lid brengen; verhongeren; verrekken
verstauchen ontwrichten; verstuiken; verzwikken; zwikken kneuzen