Dutch
Detailed Translations for beroven from Dutch to English
beroven:
-
beroven (bestelen)
-
beroven (uitbuiten; ontdoen)
-
beroven (een inbraak doen; inbreken; binnen breken)
-
beroven (roven)
Conjugations for beroven:
o.t.t.
- beroof
- berooft
- berooft
- beroven
- beroven
- beroven
o.v.t.
- beroofde
- beroofde
- beroofde
- beroofden
- beroofden
- beroofden
v.t.t.
- heb beroven
- hebt beroven
- heeft beroven
- hebben beroven
- hebben beroven
- hebben beroven
v.v.t.
- had beroven
- had beroven
- had beroven
- hadden beroven
- hadden beroven
- hadden beroven
o.t.t.t.
- zal beroven
- zult beroven
- zal beroven
- zullen beroven
- zullen beroven
- zullen beroven
o.v.t.t.
- zou beroven
- zou beroven
- zou beroven
- zouden beroven
- zouden beroven
- zouden beroven
diversen
- beroof!
- berooft!
- beroven
- berovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze