Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. verhaal:
  2. verhalen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verhaal from Dutch to English

verhaal:

verhaal [het ~] nom

  1. het verhaal (vertelsel; geschiedenis; verhaaltje; )
    the story; the narration; the tale; the legend; the myth
  2. het verhaal (rapport; verslag; reportage; weergave)
    the report; the survey; the record

Translation Matrix for verhaal:

NounRelated TranslationsOther Translations
legend geschiedenis; relaas; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; vertelling; vertelsel bijschrift; legenda; legende; onderschrift; randschrift; sage
myth geschiedenis; relaas; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; vertelling; vertelsel legende; mythe; sage
narration geschiedenis; relaas; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; vertelling; vertelsel
record rapport; reportage; verhaal; verslag; weergave album; elpee; grammofoon; grammofoonplaat; l.p.; langspeelplaat; lijst; lijst van gegevens; lp; opgaaf; opgave; optekening; overzicht; plaat; record; schijf; staat; staatje
report rapport; reportage; verhaal; verslag; weergave aantekening; bekendmaking; bericht; berichtgeving; blad; boodschap; gewag; lijst; lijst van gegevens; maandblad; magazine; mededeling; mededelingen; melding; noot; notitie; opgaaf; opgave; opschrijving; opstel; overzicht; periodiek; proces verbaal; rapport; rapportage; referaat; relaas; scriptie; staat; staatje; tijding; tijdschrift; tijdspiegel; uitspraak; verklaring; vermelding; verslag; verwittiging; weekblad
story geschiedenis; relaas; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; vertelling; vertelsel bedenksel; excuus; fabel; fictie; leugen; smoes; sprookje; sprookjesverhaal; uitvlucht; verdichting; verdichtsel; verzinsel; voorwendsel
survey rapport; reportage; verhaal; verslag; weergave enquête; het overzien; kartering; ondervraging; overzicht; overzichtelijkheid; totaalbeeld
tale geschiedenis; relaas; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; vertelling; vertelsel
- geschiedenis
VerbRelated TranslationsOther Translations
record aantekenen; boeken; boekstaven; inspreken; noteren; onthouden; op schrift stellen; opnemen; opschrijven; opslaan; optekenen; registreren; te boek stellen; vastleggen
report berichten; beschrijven; iets melden; informeren; klikken; mededelen; meedelen; melden; rapporteren; uiteenzetten; verhaal vertellen; verhalen; verklappen; verslag uitbrengen; vertellen; zeggen
survey controleren; examineren; in kaart brengen; inschrijven; inspecteren; kadastreren; karteren; keuren; overzien; schouwen

Related Words for "verhaal":


Synonyms for "verhaal":


Related Definitions for "verhaal":

  1. verslag van echte of verzonnen gebeurtenissen1
    • hij vertelde een spannend verhaal1

Wiktionary Translations for verhaal:

verhaal
noun
  1. een verslag van een waargebeurde of verzonnen gebeurtenis
verhaal
noun
  1. which is narrated
  2. systematic recitation of an event
  3. a statement of facts or occurrences
  4. account of events

Cross Translation:
FromToVia
verhaal story; account; tale; fairy tale histoire — Récit, aventure, conte
verhaal narrative; story; tale; account récitrelation, narration, orale ou écrite, d’un événement.

verhaal form of verhalen:

verhalen verbe (verhaal, verhaalt, verhaalde, verhaalden, verhaald)

  1. verhalen (vertellen; zeggen; beschrijven; uiteenzetten; mededelen)
    to say; to expound; to describe; to depict; to define; to report; to tell; recount; to cover; to explain
    • say verbe (says, said, saying)
    • expound verbe (expounds, expounded, expounding)
    • describe verbe (describes, described, describing)
    • depict verbe (depicts, depicted, depicting)
    • define verbe (defines, defined, defining)
    • report verbe (reports, reported, reporting)
    • tell verbe (tells, told, telling)
    • recount verbe
    • cover verbe (covers, covered, covering)
    • explain verbe (explains, explained, explaining)
  2. verhalen (verhaal vertellen; vertellen)
    to tell; to report; to narrate
    • tell verbe (tells, told, telling)
    • report verbe (reports, reported, reporting)
    • narrate verbe (narrates, narrated, narrating)

Conjugations for verhalen:

o.t.t.
  1. verhaal
  2. verhaalt
  3. verhaalt
  4. verhalen
  5. verhalen
  6. verhalen
o.v.t.
  1. verhaalde
  2. verhaalde
  3. verhaalde
  4. verhaalden
  5. verhaalden
  6. verhaalden
v.t.t.
  1. heb verhaald
  2. hebt verhaald
  3. heeft verhaald
  4. hebben verhaald
  5. hebben verhaald
  6. hebben verhaald
v.v.t.
  1. had verhaald
  2. had verhaald
  3. had verhaald
  4. hadden verhaald
  5. hadden verhaald
  6. hadden verhaald
o.t.t.t.
  1. zal verhalen
  2. zult verhalen
  3. zal verhalen
  4. zullen verhalen
  5. zullen verhalen
  6. zullen verhalen
o.v.t.t.
  1. zou verhalen
  2. zou verhalen
  3. zou verhalen
  4. zouden verhalen
  5. zouden verhalen
  6. zouden verhalen
diversen
  1. verhaal!
  2. verhaalt!
  3. verhaald
  4. verhalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verhalen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cover afdekkap; beddedeken; beddekleedje; bedekking; bescherming; boekomslag; buitenkant; couvert; dak; dek; deken; dekking; dekmantel; deksel; enveloppe; etui; hoes; huls; kaft; kap; koepel; koker; l.p.hoes; lid; omhulsel; omkleedsel; omslag; omwindsel; overdekking; overkapping; overtrek; pennendoosje; pennenkoker; platenhoes; protectie; verpakking; wikkel
recount hertelling
report aantekening; bekendmaking; bericht; berichtgeving; blad; boodschap; gewag; lijst; lijst van gegevens; maandblad; magazine; mededeling; mededelingen; melding; noot; notitie; opgaaf; opgave; opschrijving; opstel; overzicht; periodiek; proces verbaal; rapport; rapportage; referaat; relaas; reportage; scriptie; staat; staatje; tijding; tijdschrift; tijdspiegel; uitspraak; verhaal; verklaring; vermelding; verslag; verwittiging; weekblad; weergave
say inspraak; medezeggenschap
VerbRelated TranslationsOther Translations
cover beschrijven; mededelen; uiteenzetten; verhalen; vertellen; zeggen afdekken; afleggen; afschermen; afschutten; bedekken; bekleden; bemantelen; beschermen; beschutten; bijsluiten; bijvoegen; dekken; hullen; indekken; inhullen; insluiten; kaften; maskeren; meters maken; omhullen; overdekken; overkappen; overkoepelen; overtrekken; overwelven; stofferen; toevoegen; van bekleding voorzien; verhullen; versluieren
define beschrijven; mededelen; uiteenzetten; verhalen; vertellen; zeggen aanduiden; aangeven; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; bepalen; definiëren; iets aanwijzen; indiceren; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; nader omschrijven; omlijnen; omschrijven; preciseren; typeren; wijzen
depict beschrijven; mededelen; uiteenzetten; verhalen; vertellen; zeggen afbeelden; afschilderen; doen lijken; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; portretteren; schilderen; tekenen; typeren
describe beschrijven; mededelen; uiteenzetten; verhalen; vertellen; zeggen afschilderen; beschrijven; doen lijken; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; omschrijven; schetsen; typeren; weergeven
explain beschrijven; mededelen; uiteenzetten; verhalen; vertellen; zeggen accentueren; belichten; duiden; inlichten; onderrichten; ontvouwen; ophelderen; opklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken; verhelderen; verklaren; voorlichten
expound beschrijven; mededelen; uiteenzetten; verhalen; vertellen; zeggen accentueren; afkondigen; bekendmaken; belichten; ophelderen; opklaren; proclameren; toelichten; verduidelijken; verhelderen; verklaren
narrate verhaal vertellen; verhalen; vertellen babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen
recount beschrijven; mededelen; uiteenzetten; verhalen; vertellen; zeggen hertellen; testen; toetsen; uitproberen; uittesten
report beschrijven; mededelen; uiteenzetten; verhaal vertellen; verhalen; vertellen; zeggen berichten; iets melden; informeren; klikken; meedelen; melden; rapporteren; verklappen; verslag uitbrengen
say beschrijven; mededelen; uiteenzetten; verhalen; vertellen; zeggen
tell beschrijven; mededelen; uiteenzetten; verhaal vertellen; verhalen; vertellen; zeggen babbelen; bewust maken; doorgeven; doorspelen; doorvertellen; informeren; kakelen; kennisgeven van; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; rondbrieven; rondvertellen; snateren; spreken; voorzeggen; wauwelen; zeggen; zwammen
OtherRelated TranslationsOther Translations
say zeg

Wiktionary Translations for verhalen:

verhalen
verb
  1. een verhaal vertellen
  2. schadevergoeding eisen, kosten laten betalen
verhalen
verb
  1. to give an account
  2. to relate a story

Cross Translation:
FromToVia
verhalen tell; relate; narrate; recount raconter — Conter, narrer, faire le récit

Related Translations for verhaal