Dutch

Detailed Translations for nood from Dutch to English

nood:

nood [de ~ (m)] nom

  1. de nood (noodwendigheid; behoeftigheid)
    the necessity; the need; the destitution; the disaster; the adversity
  2. de nood (kwelling; torment; agonie; grief; verschrikking)
    the agony; the torture; the torment; the pain
  3. de nood (hulpbehoevendheid)
    the helplessness; the need
  4. de nood (noodtoestand)
    the emergency situation; the state of emergency; the crisis
  5. de nood (beproeving; kwelling; ergernis; )
    the ordeal; the test; the testing

Translation Matrix for nood:

NounRelated TranslationsOther Translations
adversity behoeftigheid; nood; noodwendigheid ellende; malheur; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslag; terugslagen
agony agonie; grief; kwelling; nood; torment; verschrikking agonie; doodsangst
crisis nood; noodtoestand alarmtoestand; keer; keerpunt; wending
destitution behoeftigheid; nood; noodwendigheid armoede; behoeftigheid; ellende; gebrek; hulpbehoevendheid; malheur; moeilijkheden; noodlijdendheid; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslag
disaster behoeftigheid; nood; noodwendigheid ellende; gevaar; malheur; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onheilsdreiging; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslag
emergency situation nood; noodtoestand alarmtoestand; keer; keerpunt; wending
helplessness hulpbehoevendheid; nood hulpeloosheid
necessity behoeftigheid; nood; noodwendigheid elementaire zaak; levensbehoefte; levensbenodigdheid; noodzaak
need behoeftigheid; hulpbehoevendheid; nood; noodwendigheid armoede; behoeftigheid; ellende; gebrek; hulpbehoevendheid
ordeal beproeving; bezoeking; ergernis; grief; kwelling; nood; temptatie aanvechting; bekoring; beproeving; ernstige toetsing; godsoordeel; oordeel van god; seductie; temptatie; verleiding; verlokking; verovering; verzoeking; vuurproef
pain agonie; grief; kwelling; nood; torment; verschrikking leed; pijn; zeer
state of emergency nood; noodtoestand alarmtoestand; keer; keerpunt; noodtoestand; wending
test beproeving; bezoeking; ergernis; grief; kwelling; nood; temptatie chemische verbinding; computertoets; maatstaf; probeersel; proef; proefwerk; reagens; repetitie; test; toets; toetssteen
testing beproeving; bezoeking; ergernis; grief; kwelling; nood; temptatie beproeving; ernstige toetsing; keuring; proef; testen; toetsing
torment agonie; grief; kwelling; nood; torment; verschrikking
torture agonie; grief; kwelling; nood; torment; verschrikking foltering; marteling; pijniging
VerbRelated TranslationsOther Translations
need behoeven; believen; benodigen; hoeven; moeten; nodig hebben; willen
test aanvragen; aanzoeken; beproeven; examen afnemen; examineren; keuren; onderzoeken; op de proef stellen; overhoren; proberen; proeven; testen; toetsen; uitnodigen; uitproberen; uittesten; verzoeken; vragen
torment folteren; kwellen; martelen; pijnigen
torture folteren; kwellen; martelen; mishandelen; molesteren; pijnigen

Related Words for "nood":

  • noodden

Related Definitions for "nood":

  1. grote moeilijkheden, gevaar1
    • het schip is in nood1
  2. wat je beslist nodig hebt1
    • de noden van de bevolking1

Wiktionary Translations for nood:

nood
noun
  1. situation requiring urgent assistance
  2. state of being dependent

Cross Translation:
FromToVia
nood danger; peril; hazard; jeopardy danger — Ce qui est ordinairement suivre d’un malheur, ou qui exposer à une perte, à un dommage, etc.
nood dependence dépendance — État de qui, de ce qui dépend
nood distress détresseangoisse causer par un malheur imminent.
nood misery; wretchedness; want; squalor; hardship misèrecondition, état de celui qui inspirer la pitié.
nood necessity; need; requisite nécessitécaractère de ce qui est absolument obligatoire, indispensable, de ce dont on ne peut se passer.