Dutch
Detailed Translations for ompraten from Dutch to English
ompraten:
-
ompraten (overreden; overtuigen; overhalen)
Conjugations for ompraten:
o.t.t.
- praat om
- praat om
- praat om
- praten om
- praten om
- praten om
o.v.t.
- praatte om
- praatte om
- praatte om
- praatten om
- praatten om
- praatten om
v.t.t.
- heb omgepraat
- hebt omgepraat
- heeft omgepraat
- hebben omgepraat
- hebben omgepraat
- hebben omgepraat
v.v.t.
- had omgepraat
- had omgepraat
- had omgepraat
- hadden omgepraat
- hadden omgepraat
- hadden omgepraat
o.t.t.t.
- zal ompraten
- zult ompraten
- zal ompraten
- zullen ompraten
- zullen ompraten
- zullen ompraten
o.v.t.t.
- zou ompraten
- zou ompraten
- zou ompraten
- zouden ompraten
- zouden ompraten
- zouden ompraten
en verder
- ben omgepraat
- bent omgepraat
- is omgepraat
- zijn omgepraat
- zijn omgepraat
- zijn omgepraat
diversen
- praat om!
- praatt om!
- omgepraat
- ompratend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ompraten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bring around | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen | aanleveren; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen; toeleveren; tot bewustzijn brengen |
convince | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen | |
get around | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen | |
persuade | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen |
Wiktionary Translations for ompraten:
ompraten
verb
-
door praten van gevoelens doen veranderen
- ompraten → talk round