Summary
Dutch to English: more detail...
- tafel:
- tafelen:
-
Wiktionary:
- tafel → table
- tafel → table, list, nomination, recommendation, tabulation, tablet, array
Dutch
Detailed Translations for tafel from Dutch to English
tafel:
-
de tafel (eettafel)
– horizontaal blad op poten 1
Translation Matrix for tafel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
dining table | eettafel; tafel | |
dinner table | eettafel; tafel | |
list | lijst; tabel; tafel | ledenlijst; legerlijst; lijst; lijst van gegevens; opgaaf; opgave; opnoeming; opsomming; overzicht; register; slagzij; staat; staatje |
schedule | lijst; tabel; tafel | planning; vliegschema |
table | eettafel; lijst; tabel; tafel | tabel |
Verb | Related Translations | Other Translations |
list | boeken; een lijst maken; erbij zeggen; noemen; noteren; opnemen in een lijst; opnoemen; opschrijven; opsommen; optekenen; registreren; vastleggen; vermelden | |
schedule | plannen |
Related Words for "tafel":
Related Definitions for "tafel":
Wiktionary Translations for tafel:
tafel
Cross Translation:
noun
-
item of furniture
-
collection of arithmetic calculations
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• tafel | → table | ↔ Tisch — Möbelstück, das aus einer Platte mit vier oder drei Beinen oder mittigen Standfuß besteht |
• tafel | → list; nomination; recommendation; table; tabulation; tablet; array | ↔ liste — désuet|fr bande, bordure. |
• tafel | → table | ↔ table — Meuble, surface plane sur pieds |
tafel form of tafelen:
-
tafelen (dineren; uitgebreid eten)
Conjugations for tafelen:
o.t.t.
- tafel
- tafelt
- tafelt
- tafelen
- tafelen
- tafelen
o.v.t.
- tafelde
- tafelde
- tafelde
- tafelden
- tafelden
- tafelden
v.t.t.
- heb getafeld
- hebt getafeld
- heeft getafeld
- hebben getafeld
- hebben getafeld
- hebben getafeld
v.v.t.
- had getafeld
- had getafeld
- had getafeld
- hadden getafeld
- hadden getafeld
- hadden getafeld
o.t.t.t.
- zal tafelen
- zult tafelen
- zal tafelen
- zullen tafelen
- zullen tafelen
- zullen tafelen
o.v.t.t.
- zou tafelen
- zou tafelen
- zou tafelen
- zouden tafelen
- zouden tafelen
- zouden tafelen
en verder
- ben getafeld
- bent getafeld
- is getafeld
- zijn getafeld
- zijn getafeld
- zijn getafeld
diversen
- tafel!
- tafelt!
- getafeld
- tafelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for tafelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
dine | dineren; tafelen; uitgebreid eten | consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; schaften; souperen; tot zich nemen; verorberen |
dine out | dineren; tafelen; uitgebreid eten | |
wine and dine | dineren; tafelen; uitgebreid eten |