Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. verschil:
  2. verschillen:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for verschil:
    • disparity


Dutch

Detailed Translations for verschil from Dutch to English

verschil:

verschil [het ~] nom

  1. het verschil (onderscheid; verschillendheid)
    the difference

Translation Matrix for verschil:

NounRelated TranslationsOther Translations
difference onderscheid; verschil; verschillendheid verscheidenheid

Antonyms for "verschil":


Related Definitions for "verschil":

  1. punt waarop twee mensen of dingen anders zijn1
    • er is een groot verschil tussen kopen en verkopen1

Wiktionary Translations for verschil:

verschil
noun
  1. een aspect dat bij vergelijking anders is
verschil
noun
  1. arithmetic: result of a subtraction
  2. quality of being different
  3. characteristic of something that makes it different from something else

Cross Translation:
FromToVia
verschil distinction DistinktionUnterscheidung
verschil difference Unterschied — Die Nicht-Übereinstimmung zweier Objekte bzw. Dinge
verschil difference; dissimilarity différence — Objet de comparaison, de distinction d’une chose par rapport à une autre.

verschil form of verschillen:

verschillen verbe (verschil, verschilt, verschilde, verschilden, verschild)

  1. verschillen (afwijken)
    to deviate; to differ from
    • deviate verbe (deviates, deviated, deviating)
    • differ from verbe (differs from, differed from, differing from)
  2. verschillen (uiteenlopen; variëren; veranderen; afwisselen; wisselen)
    to variate; to diverge; to vary; to differ; to alternate with; to range
    • variate verbe (variates, variated, variating)
    • diverge verbe (diverges, diverged, diverging)
    • vary verbe (varies, varied, varying)
    • differ verbe (differs, differed, differing)
    • alternate with verbe (alternates with, alternated with, alternating with)
    • range verbe (ranges, ranged, ranging)
  3. verschillen (verschil maken; schelen)
    to make a difference; to differ
    • make a difference verbe (makes a difference, made a difference, making a difference)
    • differ verbe (differs, differed, differing)

Conjugations for verschillen:

o.t.t.
  1. verschil
  2. verschilt
  3. verschilt
  4. verschillen
  5. verschillen
  6. verschillen
o.v.t.
  1. verschilde
  2. verschilde
  3. verschilde
  4. verschilden
  5. verschilden
  6. verschilden
v.t.t.
  1. heb verschild
  2. hebt verschild
  3. heeft verschild
  4. hebben verschild
  5. hebben verschild
  6. hebben verschild
v.v.t.
  1. had verschild
  2. had verschild
  3. had verschild
  4. hadden verschild
  5. hadden verschild
  6. hadden verschild
o.t.t.t.
  1. zal verschillen
  2. zult verschillen
  3. zal verschillen
  4. zullen verschillen
  5. zullen verschillen
  6. zullen verschillen
o.v.t.t.
  1. zou verschillen
  2. zou verschillen
  3. zou verschillen
  4. zouden verschillen
  5. zouden verschillen
  6. zouden verschillen
diversen
  1. verschil!
  2. verschilt!
  3. verschild
  4. verschillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verschillen [het ~] nom

  1. het verschillen (schelen)
    the differing; the diverge

Translation Matrix for verschillen:

NounRelated TranslationsOther Translations
differing schelen; verschillen
diverge schelen; verschillen
range bandbreedte; bereik; blikveld; draagwijdte; gezichtskring; gezichtsveld; range; reikwijdte; schietterrein; schootsafstand; verspreidingsgebied; vliegbereik
VerbRelated TranslationsOther Translations
alternate with afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen
deviate afwijken; verschillen
differ afwisselen; schelen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschil maken; verschillen; wisselen
differ from afwijken; verschillen
diverge afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen
make a difference schelen; verschil maken; verschillen
range afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen rangordenen; rangschikken; scharen
variate afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen
vary afwisselen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; wisselen afwisselen; fluctueren; herzien; variëren; veranderen; verwisselen; wijzigen

Antonyms for "verschillen":


Related Definitions for "verschillen":

  1. anders zijn dan iets of iemand1
    • hun opvattingen verschillen nogal1

Wiktionary Translations for verschillen:

verschillen
verb
  1. in bepaalde opzichten niet hetzelfde zijn
verschillen
verb
  1. not to have the same characteristics

Cross Translation:
FromToVia
verschillen differ unterscheiden — (reflexiv) sich (von etwas/ jemandem) unterscheiden: anders sein (als etwas/ jemand)
verschillen delay différer — Traductions à trier suivant le sens

Related Translations for verschil