Dutch

Detailed Translations for bevallen from Dutch to English

bevallen:

bevallen verbe (beval, bevalt, beviel, bevielen, bevallen)

  1. bevallen (behagen; plezieren; gelieven; aanstaan)
    to enjoy; to please; to suit; pleasures; to love
    • enjoy verbe (enjoies, enjoyed, enjoying)
    • please verbe (pleases, pleased, pleasing)
    • suit verbe (suits, suited, suiting)
    • pleasures verbe
    • love verbe (loves, loved, loving)
  2. bevallen (bekoren)
    to fascinate; to enchant; to charm; to delight; to allure
    • fascinate verbe (fascinates, fascinated, fascinating)
    • enchant verbe (enchants, enchanted, enchanting)
    • charm verbe (charms, charmed, charming)
    • delight verbe (delights, delighted, delighting)
    • allure verbe (allures, allured, alluring)
  3. bevallen (aangenaam aandoen; plezieren)
    to suit; to please
    • suit verbe (suits, suited, suiting)
    • please verbe (pleases, pleased, pleasing)
  4. bevallen (prettig vinden; conveniëren; aanstaan)
    to like
    • like verbe (likes, liked, liking)
  5. bevallen (baren; voortbrengen; ter wereld brengen)
    to give birth; to bring a child into the world; to bring forth; to litter; to calve; bred; to give birth to
    • give birth verbe (gives birth, gave birth, giving birth)
    • bring a child into the world verbe (brings a child into the world, brought a child into the world, bringing a child into the world)
    • bring forth verbe (brings forth, brought forth, bringing forth)
    • litter verbe (litters, littered, littering)
    • calve verbe (calves, calved, calving)
    • bred verbe
    • give birth to verbe (gives birth to, gave birth to, giving birth to)

Conjugations for bevallen:

o.t.t.
  1. beval
  2. bevalt
  3. bevalt
  4. bevallen
  5. bevallen
  6. bevallen
o.v.t.
  1. beviel
  2. beviel
  3. beviel
  4. bevielen
  5. bevielen
  6. bevielen
v.t.t.
  1. ben bevallen
  2. bent bevallen
  3. is bevallen
  4. zijn bevallen
  5. zijn bevallen
  6. zijn bevallen
v.v.t.
  1. was bevallen
  2. was bevallen
  3. was bevallen
  4. waren bevallen
  5. waren bevallen
  6. waren bevallen
o.t.t.t.
  1. zal bevallen
  2. zult bevallen
  3. zal bevallen
  4. zullen bevallen
  5. zullen bevallen
  6. zullen bevallen
o.v.t.t.
  1. zou bevallen
  2. zou bevallen
  3. zou bevallen
  4. zouden bevallen
  5. zouden bevallen
  6. zouden bevallen
diversen
  1. beval!
  2. bevalt!
  3. bevallen
  4. bevallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bevallen:

NounRelated TranslationsOther Translations
allure aanzien; allure
charm aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekking; aantrekkingskracht; aanvechting; bekoorlijkheid; bekoring; beminnelijkheid; betovering; bevalligheid; charme; emoticon; fascinatie; gratie; innemendheid; seductie; temptatie; verleiding; verlokking; verovering; verzoeking
delight aardigheid; enthousiasme; geneugte; genieten; genoegen; genot; plezier; uitbundigheid; uitgelatenheid; verlossing; zaligheid
litter afval; rotzooi; strooisel; vuilnis
love beminde; duifje; geliefde; genegenheid; innigheid; kindlief; liefde; liefje; liefste; lieve; lieveling; lieverd; poepje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoepje; snoes; vriendin
suit colbertkostuum; kostuum; maatpak; pak
VerbRelated TranslationsOther Translations
allure bekoren; bevallen aanlokken; gunst winnen; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken
bred baren; bevallen; ter wereld brengen; voortbrengen
bring a child into the world baren; bevallen; ter wereld brengen; voortbrengen
bring forth baren; bevallen; ter wereld brengen; voortbrengen tot stand brengen; voor elkaar krijgen
calve baren; bevallen; ter wereld brengen; voortbrengen kalven; kalveren werpen
charm bekoren; bevallen blij maken; in verrukking brengen; inpakken; inpalmen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
delight bekoren; bevallen blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
enchant bekoren; bevallen blij maken; boeien; fascineren; in verrukking brengen; intrigeren; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
enjoy aanstaan; behagen; bevallen; gelieven; plezieren amuseren; genieten; genieten van; genot hebben van
fascinate bekoren; bevallen blij maken; boeien; fascineren; in verrukking brengen; intrigeren; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
give birth baren; bevallen; ter wereld brengen; voortbrengen jongen; ter wereld brengen; werpen
give birth to baren; bevallen; ter wereld brengen; voortbrengen
like aanstaan; bevallen; conveniëren; prettig vinden aanstaan; amuseren; believen; genieten; genot hebben van; goeddunken; houden van; lekker vinden; lusten
litter baren; bevallen; ter wereld brengen; voortbrengen
love aanstaan; behagen; bevallen; gelieven; plezieren beminnen; de liefde bedrijven; houden van; liefhebben; liefkozen; minnekozen; minnen; vrijen
please aangenaam aandoen; aanstaan; behagen; bevallen; gelieven; plezieren aangenaam maken; aanstaan; begeerte stillen; believen; bevredigen; blij maken; goeddunken; tevreden stellen; tevredenstellen; vergenoegen; voldoening geven
pleasures aanstaan; behagen; bevallen; gelieven; plezieren
suit aangenaam aandoen; aanstaan; behagen; bevallen; gelieven; plezieren conveniëren; deugen; gelegen komen; geschikt zijn; passen; passend zijn; schikken; staan; uitkomen; zich aanpassen; zich schikken; zich voegen naar
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
like dergelijk; dergelijke; dusdanig; evenzo; in overeenstemming met; naar; net zo; zo een; zo'n; zoals; zodanig; zoiets; zowel als; zulk; zulke
AdverbRelated TranslationsOther Translations
please ach; alsjeblieft; alstublieft; s.v.p.; toe

Antonyms for "bevallen":


Related Definitions for "bevallen":

  1. een kind ter wereld brengen1
    • mijn vrouw is bevallen van een zoon1
  2. in de smaak vallen, gewaardeerd worden1
    • hoe bevalt de nieuwe fiets?1

Wiktionary Translations for bevallen:

bevallen
verb
  1. iets als aangenaam ervaren
  2. het leven schenken aan een kind
bevallen
verb
  1. to give pleasure to
  2. to make happy or satisfy

Cross Translation:
FromToVia
bevallen give birth; deliver; be in labour; labour accouchermettre au monde un enfant.
bevallen please; appeal to plaire — Agréer, être agréable (Sens général)