Dutch

Detailed Translations for buitenkansje from Dutch to English

buitenkansje:

buitenkansje [het ~] nom

  1. het buitenkansje (meevaller; gelukkig toeval; voordeel; opsteker)
    the lucky coincidence; the chance; the godsend; the pleasant surprise; the stroke of unexpected luck; the piece of luck; the stroke of luck; the bit of good luck; the bit of luck; the piece of good luck
  2. het buitenkansje (toevalstreffer; treffer; gelukstreffer)
    the fluke; the stroke of luck; the chance hit; the bit of good luck

Translation Matrix for buitenkansje:

NounRelated TranslationsOther Translations
bit of good luck buitenkansje; gelukkig toeval; gelukstreffer; meevaller; opsteker; toevalstreffer; treffer; voordeel gelukje
bit of luck buitenkansje; gelukkig toeval; meevaller; opsteker; voordeel gelukje; mazzeltje; meevallertje
chance buitenkansje; gelukkig toeval; meevaller; opsteker; voordeel gelegenheid; kans; mazzel; mazzeltje; meevaller; meevallertje; mogelijkheid; tref
chance hit buitenkansje; gelukstreffer; toevalstreffer; treffer geluksstoot
fluke buitenkansje; gelukstreffer; toevalstreffer; treffer
godsend buitenkansje; gelukkig toeval; meevaller; opsteker; voordeel absolute meevaller; gelukje; klapper; mazzeltje; meevallertje; topper; tref
lucky coincidence buitenkansje; gelukkig toeval; meevaller; opsteker; voordeel
piece of good luck buitenkansje; gelukkig toeval; meevaller; opsteker; voordeel gelukje
piece of luck buitenkansje; gelukkig toeval; meevaller; opsteker; voordeel tref
pleasant surprise buitenkansje; gelukkig toeval; meevaller; opsteker; voordeel absolute meevaller; gelukje; klapper; topper
stroke of luck buitenkansje; gelukkig toeval; gelukstreffer; meevaller; opsteker; toevalstreffer; treffer; voordeel buitenkans; meevaller; tref; voordeel
stroke of unexpected luck buitenkansje; gelukkig toeval; meevaller; opsteker; voordeel absolute meevaller; klapper; topper

Related Words for "buitenkansje":

  • buitenkansjes

Wiktionary Translations for buitenkansje:


Cross Translation:
FromToVia
buitenkansje escheat; escheatage; bargain; windfall; godsend aubaine — (histoire) succession aux biens d’un étranger qui mourir dans un pays où il n’est pas naturaliser, dans l'Ancien Régime.