Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. dol:
  2. dollen:
  3. Wiktionary:
English to Dutch:   more detail...
  1. dol:
    The word dol exists in our database, but we currently do not have a translation from English to Dutch.
    • Synonyms for "dol":
      pain unit
      Department of Labor; Labor Department; Labor; DoL; executive department


Dutch

Detailed Translations for dol from Dutch to English

dol:


Translation Matrix for dol:

NounRelated TranslationsOther Translations
mad achterlijke; gek; geschifte; idioot; waanzinnige; zwakzinnige
upset schrik; verbijstering
VerbRelated TranslationsOther Translations
upset bederven; dwarsbomen; dwarsliggen; in de war sturen; nekken; omduwen; omstoten; omverstoten; ontstemmen; ruïneren; tegenwerken; verstoren; vertoornen; verzieken
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
annoyed boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest gebelgd; gekwetst; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; misnoegd; verontwaardigd; verstoord
enraged boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest boos; furieus; gebelgd; gekwetst; giftig; kwaad; misnoegd; nijdig; razend; spinnijdig; toornig; verbolgen; verontwaardigd; verstoord; vertoornd; woest; ziedend
fierce boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest bitter teleurgesteld; erg; fel; felle; gepassioneerd; hartstochtelijk; heetbloedig; heftig; hevig; intens; intensief; kokend; krachtig; onbeheerst; onstuimig; stormachtig; temperamentvol; verbitterd; verwoed; vurig; warmbloedig; ziedend
furious boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest bitter; giftig; heftig; kwaad; naarstig; nijdig; onbeheerst; onstuimig; verwoed; woedend; zeer boos
infuriated boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest
irate boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest boos; erg boos; furieus; gebelgd; gekwetst; kwaad; misnoegd; nijdig; razend; spinnijdig; toornig; verontwaardigd; verstoord; vertoornd; woest; ziedend
mad boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest achterlijk; dwaas; eigenaardig; geestesziek; gek; geschift; gestoord; idioot; idioterig; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; naarstig; niet goed snik; stupide; typisch; verwoed; vreemd; waanzinnig; zot
raging boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest
upset boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; tierend; woedend; woest gebelgd; gekwetst; geschokt; getroffen; misnoegd; onthutst; ontredderd; ontsteld; ontzet; overstuur; paf; perplex; van streek; verontwaardigd; verschrikt; verstoord

Related Words for "dol":


Related Definitions for "dol":

  1. er veel van houden1
    • ik ben dol op appelmoes1
  2. heel erg opgewonden1
    • ik word dol van dat lawaai1
  3. wat doordraait1
    • dit schroefdraad is dol1

Wiktionary Translations for dol:

dol
noun
  1. support for an oar

Cross Translation:
FromToVia
dol aberrant aberrant — Qui diffère de la normale.
dol far-fetched; outlandish abracadabrant — (familier, fr) complètement incroyable, qu’une personne sensée ne peut pas croire.
dol furious; wrathful; ferocious; frenetic; frenzied; wild furieux — Qui est en fureur ; qui est en furie.

dollen:

dollen verbe (dol, dolt, dolde, dolden, gedold)

  1. dollen (malligheid uithalen; een poets bakken; streek uithalen; )
    to joke; to banter; to jape; to poke fun at; to play a joke; to do something silly; to commit foolery; to play a trick; to make fun of; to jest
    • joke verbe (jokes, joked, joking)
    • banter verbe (banters, bantered, bantering)
    • jape verbe (japes, japed, japing)
    • poke fun at verbe (pokes fun at, poked fun at, poking fun at)
    • play a joke verbe (plays a joke, played a joke, playing a joke)
    • do something silly verbe (does something silly, did something silly, doing something silly)
    • commit foolery verbe (commits foolery, committed foolery, committing foolery)
    • play a trick verbe (plays a trick, played a trick, playing a trick)
    • make fun of verbe (makes fun of, made fun of, making fun of)
    • jest verbe (jests, jested, jesting)
  2. dollen (ravotten; stoeien; zich uitleven; wild spelen; wild rennen)
    to romp; to romp around; to frolic; to horse around; to run around wildly; to play; to let oneself go
    • romp verbe (romps, romped, romping)
    • romp around verbe (romps around, romped around, romping around)
    • frolic verbe (frolics, frolicked, frolicking)
    • horse around verbe (horses around, horsed around, horsing around)
    • run around wildly verbe (runs around wildly, ran around wildly, running around wildly)
    • play verbe (plays, played, playing)
    • let oneself go verbe (lets oneself go, let oneself go, letting oneself go)

Conjugations for dollen:

o.t.t.
  1. dol
  2. dolt
  3. dolt
  4. dollen
  5. dollen
  6. dollen
o.v.t.
  1. dolde
  2. dolde
  3. dolde
  4. dolden
  5. dolden
  6. dolden
v.t.t.
  1. heb gedold
  2. hebt gedold
  3. heeft gedold
  4. hebben gedold
  5. hebben gedold
  6. hebben gedold
v.v.t.
  1. had gedold
  2. had gedold
  3. had gedold
  4. hadden gedold
  5. hadden gedold
  6. hadden gedold
o.t.t.t.
  1. zal dollen
  2. zult dollen
  3. zal dollen
  4. zullen dollen
  5. zullen dollen
  6. zullen dollen
o.v.t.t.
  1. zou dollen
  2. zou dollen
  3. zou dollen
  4. zouden dollen
  5. zouden dollen
  6. zouden dollen
diversen
  1. dol!
  2. dolt!
  3. gedold
  4. dollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dollen:

NounRelated TranslationsOther Translations
banter aardigheid; blijdschap; gein; geintje; gekheid; grapje; lolletje; malheid; plezier; pretje; scherts; vreugde
frolic capriool
jest bak; canard; grap; grappenmakerij; grol; kwinkslag; mop; scherts
joke aardigheid; bak; canard; farce; gein; geintje; gekheid; grap; grapje; grappenmakerij; grol; kwinkslag; lolletje; mop; pretje; scherts; schertsvertoning; ui
play capriool; concours; drama; gespeel; kinderspel; marge; partij; partijtje; pot; potje; schouwspel; speelruimte; spel; speling; strijd; stuk; toneelstuk; wedstrijd; wedstrijdje
poke fun at aanfluiting; bespotten; bespotting; draak steken met; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij
romp capriool; gedonderjaag; geravot; gestoei; stoeierij; stoeipartij
VerbRelated TranslationsOther Translations
banter dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen badineren
commit foolery dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen
do something silly dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen
frolic dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven dartelen; huppelen
horse around dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven
jape dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen
jest dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen
joke dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen badineren; gekheid maken; grappen maken
let oneself go dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven
make fun of dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen bespotten; de draak steken; spotten
play dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven afspelen; bespelen; doen alsof; spelen; toneelspelen; zich aanstellen
play a joke dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen
play a trick dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen uithalen; uitspoken
poke fun at dollen; een poets bakken; gekheid uithalen; gekscheren; grappen; malligheid uithalen; schertsen; streek uithalen bespotten; de draak steken; spotten
romp dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven robbedoezen
romp around dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven
run around wildly dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven

Wiktionary Translations for dollen:

dollen
verb
  1. sport, engage in harmless pranking
  2. behave playfully and uninhibitedly
  3. to act in a foolish manner

Related Translations for dol



English

Detailed Translations for dol from English to Dutch

dol:


Synonyms for "dol":

  • pain unit
  • Department of Labor; Labor Department; Labor; DoL; executive department

Related Definitions for "dol":

  1. a unit of pain intensity2

DoL:


Translation Matrix for DoL:

NounRelated TranslationsOther Translations
- Department of Labor; Labor; Labor Department

Related Definitions for "DoL":

  1. the federal department responsible for promoting the working conditions of wage earners in the United States; created in 19132