Summary
Dutch
Detailed Translations for hoef from Dutch to English
hoef:
-
de hoef (hoornschoen)
Translation Matrix for hoef:
Noun | Related Translations | Other Translations |
hoof | hoef; hoornschoen | hoefbeslag; hoefblad; hoefijzer |
horseshoe | hoef; hoornschoen | hoefbeslag; hoefijzer |
Related Words for "hoef":
Related Definitions for "hoef":
hoef form of hoeven:
-
hoeven
Conjugations for hoeven:
o.t.t.
- hoef
- hoeft
- hoeft
- hoeven
- hoeven
- hoeven
o.v.t.
- hoefde
- hoefde
- hoefde
- hoefden
- hoefden
- hoefden
v.t.t.
- heb gehoeven
- hebt gehoeven
- heeft gehoeven
- hebben gehoeven
- hebben gehoeven
- hebben gehoeven
v.v.t.
- had gehoeven
- had gehoeven
- had gehoeven
- hadden gehoeven
- hadden gehoeven
- hadden gehoeven
o.t.t.t.
- zal hoeven
- zult hoeven
- zal hoeven
- zullen hoeven
- zullen hoeven
- zullen hoeven
o.v.t.t.
- zou hoeven
- zou hoeven
- zou hoeven
- zouden hoeven
- zouden hoeven
- zouden hoeven
diversen
- hoef!
- hoeft!
- gehoeven
- hoevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for hoeven:
Noun | Related Translations | Other Translations |
need | armoede; behoeftigheid; ellende; gebrek; hulpbehoevendheid; nood; noodwendigheid | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
need | hoeven | behoeven; believen; benodigen; moeten; nodig hebben; willen |