Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. distribueren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for distribueren from Dutch to English

distribueren:

distribueren verbe (distribueer, distribueert, distribueerde, distribueerden, gedistribueerd)

  1. distribueren (verdelen; uitreiken; ronddelen)
    to distribute; to hand out; to ration
    • distribute verbe (distributes, distributed, distributing)
    • hand out verbe (hands out, handed out, handing out)
    • ration verbe (rations, rationed, rationing)
  2. distribueren (rantsoeneren)
    to ration; to put on rations
    • ration verbe (rations, rationed, rationing)
    • put on rations verbe (puts on rations, put on rations, putting on rations)
  3. distribueren (verdelen)
    to distribute
    – To allocate among locations or facilities, as in a data-processing function that is performed by a collection of computers and other devices linked together by a network. 1
    • distribute verbe (distributes, distributed, distributing)

Conjugations for distribueren:

o.t.t.
  1. distribueer
  2. distribueert
  3. distribueert
  4. distribueren
  5. distribueren
  6. distribueren
o.v.t.
  1. distribueerde
  2. distribueerde
  3. distribueerde
  4. distribueerden
  5. distribueerden
  6. distribueerden
v.t.t.
  1. heb gedistribueerd
  2. hebt gedistribueerd
  3. heeft gedistribueerd
  4. hebben gedistribueerd
  5. hebben gedistribueerd
  6. hebben gedistribueerd
v.v.t.
  1. had gedistribueerd
  2. had gedistribueerd
  3. had gedistribueerd
  4. hadden gedistribueerd
  5. hadden gedistribueerd
  6. hadden gedistribueerd
o.t.t.t.
  1. zal distribueren
  2. zult distribueren
  3. zal distribueren
  4. zullen distribueren
  5. zullen distribueren
  6. zullen distribueren
o.v.t.t.
  1. zou distribueren
  2. zou distribueren
  3. zou distribueren
  4. zouden distribueren
  5. zouden distribueren
  6. zouden distribueren
en verder
  1. is gedistribueerd
  2. zijn gedistribueerd
diversen
  1. distribueer!
  2. distribueert!
  3. gedistribueerd
  4. distribuerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for distribueren:

NounRelated TranslationsOther Translations
ration noodrantsoen; rantsoen
VerbRelated TranslationsOther Translations
distribute distribueren; ronddelen; uitreiken; verdelen ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen
hand out distribueren; ronddelen; uitreiken; verdelen ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen
put on rations distribueren; rantsoeneren
ration distribueren; rantsoeneren; ronddelen; uitreiken; verdelen
- uitdelen

Synonyms for "distribueren":


Related Definitions for "distribueren":

  1. iedereen er wat van geven2
    • de gemeente distribueert de telefoonboeken2

Wiktionary Translations for distribueren: