Dutch

Detailed Translations for gast from Dutch to English

gast:

gast [de ~ (m)] nom

  1. de gast (genodigde; invité)
    the guest
  2. de gast (kerel; knakker; man; )
    the man; the fellow; the gent; the bloke; the chap; the cove; the mister; the type
  3. de gast (logé; slaapgast; slaper; overnachter)
    the guest; the overnight guest; the night guest; the guest for the night
  4. de gast (stamgast; habitué; vaste klant)
  5. de gast
    the guest
    – A user who does not have a user account or who does not provide a password. 1

Translation Matrix for gast:

NounRelated TranslationsOther Translations
bloke gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent goser; gozer; heerschap; kerel; knakker; knul; sujet; vent
chap gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent goser; gozer; heerschap; kerel; knakker; knul; snuiter; sujet; vent
cove gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent
fellow gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent ambtgenoot; collega; compagnon; gabber; gezel; goser; gozer; heerschap; kameraad; kameraadje; kerel; knakker; knul; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; metgezel; pal; snuiter; spitsbroeder; sujet; vakgenoot; vent; vriend; vriendje
gent gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent heer; heerser; machthebber; soeverein
guest gast; genodigde; invité; logé; overnachter; slaapgast; slaper introducé
guest for the night gast; logé; overnachter; slaapgast; slaper
man gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent butler; damschijf; goser; gozer; herenknecht; iemand; individu; kamerbediende; kamerdienaar; kerel; knakker; knul; man; manspersoon; mens; mensenkind; persoon; schijf; vent; wezen
mister gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent heer; heerser; machthebber; soeverein
night guest gast; logé; overnachter; slaapgast; slaper
overnight guest gast; logé; overnachter; slaapgast; slaper
regular customer gast; habitué; stamgast; vaste klant
type gast; gozer; kerel; knakker; knul; man; vent aard; genre; karakter; klasse; letter; lettersoort; letterteken; lettertype; onderverdeling; slag; soort; type
VerbRelated TranslationsOther Translations
man bemannen
type machineschrijven; tikken; typen

Related Definitions for "gast":

  1. bezoeker van café, restaurant of hotel2
    • hoeveel gasten logeren in dit hotel?2
  2. wie is uitgenodigd2
    • er kwamen veel gasten op het feest2

Wiktionary Translations for gast:

gast
noun
  1. wie ergens ontvangen, verwelkomd of op een bijzondere wijze behandeld wordt
gast
noun
  1. trade assistant
  2. man
  3. invited performer
  4. patron, customer
  5. recipient of hospitality

Cross Translation:
FromToVia
gast guest; sojourner; invitee; visitor; visitant Gast — Person, die unentgeltlich oder gegen Entgelt beherbergen, bewirten oder befördern wirdWikipedia|Gast
gast guest convive — Personne qui se trouver à un repas avec d’autres.
gast fellow; guy hommeêtre humain mâle ; par opposition à la femme.
gast sojourner hôte(Féminin : hôtesse) Celui, celle qui donner l’hospitalité par humanité, par amitié, par bienveillance.
gast fellow; man; guy; male; bloke mâlehomme dans l’espèce humaine.

Related Translations for gast