Dutch
Detailed Translations for bekabelen from Dutch to English
bekabelen:
-
bekabelen
Conjugations for bekabelen:
o.t.t.
- bekabel
- bekabelt
- bekabelt
- bekabelen
- bekabelen
- bekabelen
o.v.t.
- bekabelde
- bekabelde
- bekabelde
- bekabelden
- bekabelden
- bekabelden
v.t.t.
- heb bekabeld
- hebt bekabeld
- heeft bekabeld
- hebben bekabeld
- hebben bekabeld
- hebben bekabeld
v.v.t.
- had bekabeld
- had bekabeld
- had bekabeld
- hadden bekabeld
- hadden bekabeld
- hadden bekabeld
o.t.t.t.
- zal bekabelen
- zult bekabelen
- zal bekabelen
- zullen bekabelen
- zullen bekabelen
- zullen bekabelen
o.v.t.t.
- zou bekabelen
- zou bekabelen
- zou bekabelen
- zouden bekabelen
- zouden bekabelen
- zouden bekabelen
diversen
- bekabel!
- bekabelt!
- bekabeld
- bekabelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bekabelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cable | beheer; bestuur; directie; elektrische geleiding; geleiding; kabel; kabelleiding; kabeltouw; leiding; scheepskabel; telegram | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
cable | bekabelen | telegraferen |