Summary
Dutch to English: more detail...
- stapel:
- stapelen:
-
Wiktionary:
- stapel → pile, stocks, soul post, sound post, stack
- stapel → aberrant, mass, lot, lump, crowd, heap, multitude, pile, accumulation, body, swarm, ground
- stapelen → nest, pile up, stack
- stapelen → stack, amass, heap, pile up, accumulate, collect, gather, pile, pick up, assemble, raise, take along, convene
Dutch
Detailed Translations for stapel from Dutch to English
stapel:
-
de stapel (opeenhoping; accumulatie; ophoping; hoop; opeenstapeling)
-
de stapel (hoop; opeenstapeling; opstapeling)
-
de stapel
-
de stapel
the cue– An icon depicting a stack of papers that represent filtered lists. The cue appears in the Activities home part on the Role Center. The height of each cue roughly represents the number of entities in the underlying list; as the number of entities increases, the height of the cue increases. 1
Translation Matrix for stapel:
Related Words for "stapel":
Wiktionary Translations for stapel:
stapel
Cross Translation:
noun
stapel
-
een gestructureerde hoop spullen
- stapel → pile
-
de tijdelijke constructie waarop een in aanbouw of reparatie zijnd schip rust
- stapel → stocks
-
een houten stokje ingeklemd tussen het boven- en onderblad van de klankkast van een snaarinstrument
- stapel → soul post; sound post
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stapel | → aberrant | ↔ aberrant — Qui diffère de la normale. |
• stapel | → mass; lot; lump; crowd; heap; multitude; pile; accumulation; body; swarm; ground | ↔ masse — amas de plusieurs parties qui faire corps ensemble. |
stapel form of stapelen:
-
stapelen (op elkaar stapelen; opstapelen; opeenhopen; op elkaar zetten)
Conjugations for stapelen:
o.t.t.
- stapel
- stapelt
- stapelt
- stapelen
- stapelen
- stapelen
o.v.t.
- stapelde
- stapelde
- stapelde
- stapelden
- stapelden
- stapelden
v.t.t.
- heb gestapeld
- hebt gestapeld
- heeft gestapeld
- hebben gestapeld
- hebben gestapeld
- hebben gestapeld
v.v.t.
- had gestapeld
- had gestapeld
- had gestapeld
- hadden gestapeld
- hadden gestapeld
- hadden gestapeld
o.t.t.t.
- zal stapelen
- zult stapelen
- zal stapelen
- zullen stapelen
- zullen stapelen
- zullen stapelen
o.v.t.t.
- zou stapelen
- zou stapelen
- zou stapelen
- zouden stapelen
- zouden stapelen
- zouden stapelen
en verder
- ben gestapeld
- bent gestapeld
- is gestapeld
- zijn gestapeld
- zijn gestapeld
- zijn gestapeld
diversen
- stapel!
- stapelt!
- gestapeld
- stapelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
stapelen (ophopen)
Translation Matrix for stapelen:
Related Words for "stapelen":
Wiktionary Translations for stapelen:
stapelen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stapelen | → stack; amass; heap; pile up; accumulate; collect; gather; pile | ↔ entasser — mettre en tas. |
• stapelen | → collect; gather; pick up; assemble; raise; amass; heap; pile up; stack; accumulate; pile | ↔ ramasser — Faire un amas, un assemblage, une collection de choses. |
• stapelen | → take along; convene; collect; gather; pick up; assemble; raise; amass; heap; pile up; stack; accumulate; pile | ↔ rassembler — assembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser. |
English